
 
        
         
		door  de  bijvoeging  van  soortnamen  onderscheiden,  en  het  feit is  
 des  te  merkwaardiger,  daar  anders  de  inlandsche  talen  van  den  
 Archipel  overvloedige  getuigenis  geven,  dat  het  vermögen  om  
 zieh  van  het  enkele  tot  het  algemeene,  van  het  concrete  tot  het  
 abstracte  te verheffen,  in  het  algemeen  zeer weinig  bij  den inlander  
 ontwikkeld  is.  Yele  namen  van  klassen  komen  zeer  goed  
 met  die  onzer  genera  overeen.  Zoo  heeten  bij  voorbeeld  alle  
 quercus-soorten  bij  de  Soendaneezen p a s a n g ,  allelaurus-soorten  
 o e r o e ,  alle  ficus-soorten  k i a r a ,  alle calamus-soorten  h o e ,   alle  
 orchideeen  a n g g r e k .   Dikwijls  echter  kan  men  het  bewijs  vin-  
 den,  dat  de klassenamen  meer  op uitwendige  punten  vanovereen-  
 komst  dan  op  fijnere  waarneming  berusten.  Zoo  worden  b.  v. de  
 Cycas  circinalis  (pakoe  adji)  onder  de  varens  (pakoe),  Psidium  
 Ghiajava (djamboe  bidji),  Persea  gratissima  (djamhoe welanda)  en  
 Anacardium  occidentale  (djamboe  monjet),  alien  van  elders  inge-  
 voerde gewassen,  onder de Jambosa’s (djamboe) gerekend.  Evenzoo  
 is  het  bij  de  dieren.  Badjing  b.  v.  omvat  de  verschillende  soor-  
 ten  van  eekhorens,  matjan  de  verschillende  soorten  van  tijgers;  
 maar  onder  laatstgenoemden  naam  is  ook  de  Linsang  gracilis  
 (matjan  tjongkok)  begrepen,  omdat  zijne  huid  als  die  eens  pan-  
 ters  gevlekt  is. 
 Green  volk schier is  zoo  ruw  dat  het  niet  getracht  heeft  midde-  
 len te  vinden  om  ziekten  en  kwalen  te  genezen  of te  verzachten.  
 Bij  de  natuurvolken,  die  de  ziekten  aan  den  invloed  der  booze  
 geesten  toeschrijven,  bestaat  de  geneeswijze  veelal  in  middelen  
 om  die  geesten  te  verdrijven,  b.  v.  door  oorverdoovend  geraas.  
 A H engs  voegt  zieh  hierbij  de  door  de  ondervinding  verkregen  
 kennis  van  de  werking  die  velerlei  kruiden  op  het  menschelijk  
 organisme  oefenen,  en zoo  ontstaat  eene empirische  geneeskunst,  
 die  dikwijls  grovelijk  mistast,  maar  vaak  genoeg  het rechte mid-  
 del  treft,  om  geloof  en  vertrouwen  bij  de  menigte  te  wekken.  
 Dahrmede  pleegt  intusschen  velerlei  bijgeloof  verbonden  te  zijn,  
 en  het  volkomen  gebrek  aan  de  grondslagen  van  alle  rationeele  
 geneeskunst,  anatomische  en  physiologische  kennis,  wordt  voor  
 de  lijders meer dan  opgewogen  door  de  geheime  kunsten ,  de bo-  
 vennatuurlijke  krachten,  den  hoogeren bij stand,  diezij  aanhunne 
 geneesheeren  toekennen.  Uit  deze  elementen  bestaat  ook  de  geneeskunst  
 der  Javanen,  maar  zjj  is  in  zooverre  door  den  Islam  
 gewijzigd,  dat  onder  de  middelen  om  voor  ziekten  te  bewaren  
 of  herstel  van  gezondheid  te  erlangen,  Koranspreuken  en  aan-  
 roepingen  van  profeten  en  heilige  mannen  eene  voorname  plaats  
 innemen.  Daarbij  hebben  de  inlanders  waarschijnlijk  wel  het een  
 en  ander  uit  de  geneeskunde  der  Arabieren  en  Chineezen  over-  
 genomen.  In  de Maleische  literatuur  heeft  men  sporen  gevonden  
 van  geschriften  over  ziekten  en  geneesmiddelen  van  Arabische  
 herkomst,  en  waarschijnlijk  zullen  zij  ook  in  de  Javaansche  niet  
 geheel  ontbreken.  Intusschen  beweert  Crawfurd,  dat  bekendheid  
 — altijd  een zeer gebrekkige  en  oppervlakkige —  met  de  genees-  
 kundige  Schriften  der  Arabieren  wel  eens  gevonden  wordt  bij  
 inlanders  die  op. geleerdheid  aanspraak  maken,  maar  nooit  bij  
 hen  die  de  geneeskunst  uitoefenen.  ’) 
 De  artsen  heeten  in  de  Javaansche  taal  doekoen,  en  zijn  
 zelden  van  het  manneljjk,  meest altijd van het vrouwelijk geslacht.  
 Dit  geldt  echter  niet  waar,  gelijk  dikwijls  het  geval  i s ,  de  geneeskunst  
 in  de  dessa’s  door Europeesche mestiezen  wordt  uitge-  
 oefend.  Die  doekoens  leiden  ook  de  bevallingen,  die  echter  
 doorgaans  in  dit  land  met  zoo  weinig  bezwaren  gepaard  g aan ,'  
 dat  de  moeder  na weinige  dagen,  dikwijls  zelfs  na  weinige uren ,  
 hare  gewone  bezigheden  zou  kunnen  hervatten.  Bij  elke  beval-  
 ling  wordt  evenwel  een  doekoen  ontboden,  wier  grootste  aanbe-  
 veling  veelal  in  hären  hoogen  ouderdom  bestaat,  en  er  worden,  
 nevens wrijvingen  van den buik, verschillende dranken en smeersels  
 aangewend,  terwijl  de  geneeskundige  behandeling  wordt  voort-  
 gezet  tot  den  409ten  dag,  d. i.  zoolang  a ls,  vo.lgens de  bepalingen  
 van  den  Islam,  de  periode  der  onreinheid  duurt.  Bij  elke  opvol-  
 gende bevalling  worden  andere  dranken  voorgeschreven,  en  ook  
 dan wanneer  eene  vrouw  bij  het  eerste  kraambed  geene middelen  
 gebruikt  heeft,  worden  bij  het  tweede  de  dranken  niet werkzaam  
 geacht,  die  voor  het  eerste  bestemd  zijn s). 
 De Javaansche  doekoens  onderscheiden,  volgens Dr. van  Dissel, 
 Crawfurd,  Hist.  o.  t.  Ind.  Arch.  I.  328.  .  • 
 2)  Vgl.  T.  v.  N.  I .  1870.  I.  278.