
 
        
         
		recht;  want  de Islam beschouwt den onbebouwden grond als  een res  
 nullius,  die  bet  volledige  eigendom  wordt van den eersten ontgin-  
 n e r, terwijl de concessie tot ontginning door den vorst slechts als een  
 maatregel  van orde wordt  aangemerbt;  en op denbebouwden grond  
 kent  de Islam aan den Souverein geene andere  rechten toe,  dan dat  
 van,  als  hoofd van den Staat,  de  inkomsten te heffendie den Staat  
 toekomen  van de  gronden wier  bevolking  zieh  bij traktaat  onder-  
 worpen  heeft;  voorts  te  zorgen  dat  de  opgezetenen  van  hunne  
 zijde  hunne  verpliehtingen  vervullen,  of  hen  anders  uit  hunne  
 landen  te  zetten;  eindelijk  over  die  inkomsten  in  het belang van  
 den  Staat  te besebikken,  ook  door  de  heffing  van  eenig  deel  bij  
 wijze  van bezoldiging of belooning aan ambtenaren of krijgsoversten  
 te  vergunnen,  of door de inkomsten van een stuk  grond voor eenig  
 Gode  welgevallig  doel  af  te  zonderen.  De  redenen  waarom  de  
 Javaan  in  zijn  Souverein  den  waren  eigenaar  van  zijn  grond  
 erkent,  en  bet  niet  in  hem  opkomt  dien  bet  recht  tot  willekeu-  
 nge besebikking daarover te betwisten,  schijnt  mij dus bepaaldelijk  
 te  zoeken  in  zijne  vroegere  gesebiedenis,  toen  hij  als  Soedra bet  
 hoofd  diep  in  het  stof moest  buigen  voor  zijne  Hindoescbe  over-  
 beersebers  en  tegenover  ben  geheel  recbteloos  was. 
 Het  is  evenwel  geenszins  mijn  bedoeling,  die leer dat  de Souverein  
 de wäre eigenaar  van den grond is , uit Hindoesche rechtsbe-  
 grippen  af  te  leiden.  Dit  zou  altbans  met  de  wetten  van  Manoe  
 geheel in strijd zijn  ). Maar ik acht dit begrip geheel op Javaanschen  
 bodem  gewassen,  en  bet  verdient  opmerking  dat  men  bet  zelfs  
 bij  de  Badoei s  nog  aantreft,  het  treurig  oversebot  der  oude  
 heidensche  bevolking  dat  de  residentie  Bantam  nog  in  huren  
 seboot  bergt  ä).  Hoch  de  handelingen  der  latere  Mohammedaan-  
 sebe  vorsten,  noch  die  der  Compagnie,  waren  gesebikt  om  bij  
 den inlander bet  denkbeeid te doen  postvatten,  dathijop  den vollen  
 eigendom  der  gronden door  hem ontgonben  enbebouwd,  zoo-  
 wel  naar Hindoesche als  naar Mohammedaansche  rechtsbegrippen,  
 moebt  aanspraak  maken,  en  bet  was  dus  zeer  natuurlijk  dat  
 ook  Baffles,  als  resultaat  van  zijn  onderzoek  omtrent  den  grond- 
 •)  De  Jonge,  Opkomst  van  het  Ned.  gezag  in  O.  I.  I I .  38  w . 
 *3  Resume,  6 6 . 
 eigendom  op  Java,  de  overtuiging  uitdrukte,  dat  die  eigendom  
 aan  den  Souverein,  in  casu  bet  Britscb  Gouvernement,  toe-  
 kwam,  en  dat  hij  aan  de  landrente,  die  bij  in  plaats  van  de  
 oude  padjeg  stelde,  het  karakter  toekende  eener  huur,  die  de  
 opgezetene  aan  den  eigenaar  voor  het  gebruik  van  den  grond  
 betaalt *).  Ook  het  bersteld  Nederlandsch  gezag  vond bij die  leer  
 zijne  rekening,  en maakte ze tot een der grondslagen van bet stelsel  
 van  cultures,  en  zoo  moest  wel  de  overtuiging  van  haar  goed  
 recht  bij  den  gedweeen  Javaan  hoe  langer  boe  dieper  wortel  
 schieten.. Doch  afgezien  van  die  rechten  van den Söuverein, waar-  
 van  het  natuurlijk  geheel  aan  bet  Gouvernement  staat  afstand te  
 doen,  zoodra  bet  de  onbillijkheid  daarvan  inziet  of  dien  afstand  
 in  bet  belang  zijner  Javaansche  onderdanen acht, kan ik tusseben  
 den  grondeigendom  naar  onze  begrippen,  en  de  rechten  van den  
 Javaan  op  den  grond  door  hem  ontgonnen  en  bebouwd,  al  zeer  
 weinig  verschil  zien.  Waar  de  grond  door  den  inlander  indivi-  
 dueel wordt bezeten, zijn de rechten van bet Gouvernement het eeni-  
 ge  dat  op  zijn  recht tot onbeperkte besebikking inbreuk maakt. Hij  
 kan  dien  grond  terkoopen  en  verhuren  aan  wien  hij wil, bij kan  
 met  anderen  contracten  omtrent  de  bewerking  aangaan,  hij  kan  
 hem  voor  schuld  verbinden,  bij  kan  hem  aan  den  handel  
 onttrekken  en  in  de  doode  hand  brengen,  bij  kan  er  over  be-  
 schikken  bij  sebenking  of  bij  testament,-  en  bij  laat  hem  na aan  
 zijne  erven  'volgens  de  sjarfah.  Zijn  melik  is  in  niets  van  
 onzen  eigendom  versehillend;  niets  ontbreekt  er  aan  dan  dat  de  
 eigendom  ook  door  het  Gouvernement  erkend  en  gewaarborgd  
 worde.  Hoe  daartoe tbans  door  de  zoogenaamde agrarische wet de  
 weg  is  gebaand,  beboef  ik  hier  niet uiteen  te  zetten.  De  uit-  
 voering  dier  wet ,  voor  zoover  bare  bepalingen  ten  bäte  van  den  
 inlander moeten komen, wacht nog altijd op afdoende regeling; want  
 het kon. besluit van 16 April 1872'(Ind. Stbl. n°.  117) is, ook na zijne  
 uitvaardiging, door de Begeering op nieuw in  overweging genomen. 
 *)  Vandaar  dat  in  Bantam  de  landrente  zelve  door  de inlanders  zeer dikwijls sew a   ,  
 d.  i.  huur,  wordt  eenoemd.  Resume'.  230.