
 
        
         
		eigenaardigheden  van  dialect en opneming  van  vreemde  woorden,  
 eenzelvigwasmet  de  taal  van  West-Java,  die  intusschen  later  
 ook  veranderingen  ondergaan  heeft. 
 De  bloeitijd  van  het Kawi is tevens de bloeitijd van  de  poetische  
 literatuur  van  Java.  De  Hindoe-kolonisten  waren  het  eenig  
 gedeelte  van  Java’s  bevolking,  dat  kunsten  en  wetenschappen  
 beoefende,  het  eenige  dat  een  schrift  bezat.  Alle  .alfabets  van  
 den  Indischen  Archipel,  met  uitzondering  van  het  Maleische,  
 dat  eene  gewijzigde  navolging  is  van  ’t  Arabische,  vertoonen  de  
 sporen  van  Hindoeschen  invloed,  maar  geen  zoo  duidelijk  als  
 het  Javaansche,  dat  zelfs  in  zijn  hedendaagschen  vorm,  maar  
 nog veel meer in sommige oude  vormen,  op inscriptien  in koper  en  
 steen  voorkomende,  zoowelin  de gedaante  en  waarde  der  alleen  
 de  medeklinkers  vertegenwoordigende  letters  (aksärä),  als  in  de  
 teekens  voor  de  klinkers  en  andere  bjjzonderheden  der  uitspraak  
 waarmede  dezeals  bekleed  worden  (vandaar  sandangan, d. i.  be-  
 k l e e d s e l ,   genaamd), zijnoorsprongüit het  Dewanagariof Sans-  
 kriet-alfabet duidelijk verraadt. Evenwel  heeft het  Javaansche  alfabet  
 ,  door  de  wegwerping  van  een  aantal  letters  die  het  niet  
 behoefde, de uitvinding der pasangans  of  aanvoegletters  en  andere  
 veranderingen ,  eene  zeer  doelmatige  en  met  den  aard  der  taal  
 waarvoor het gebruikt wordt, overeenkomende vereenvoudiging  ondergaan. 
   Door  ook  de onnoodige teekens pä-tjerek en  ngä-lelet  en  
 den ballast  der  zoogenaamde  kapitale  letters  weg  te  werpen,  had  
 men  zeker  de  vereenvoudiging  nog  verder  kunnen  voortzetten,  
 terwijl  het  gemak  van  het  lezen  had  kunnen  bevorderd  worden  
 door de  woorden  niet allen  aan  elkander,  maar ieder  afzonderlijk  
 te  schrijven  —  eene  nieuwigheid  die  zieh  de  regent  van  Koe-  
 does  in  zijne  reeds  meer  dan  eens  aangehaalde,  onder  den  
 naam  van  Poerwä  Lelänä  uitgegeven,  reis  over  Java  heeft  ver-  
 oorloofd.  Desniettemin  behoort  het  Javaansche  alfabet  niet  
 alleen  tot  de  netste  en  fraaiste,  maar  ook  tot de  meest  geschik-  
 te  om  de  uitspraak  duidelijk  en  zonder  dubbelzinnigheid  uit  te  
 drukken,  die  ooit  zijn  uitgedacht.  Doch  die  eenvoudigheid  heeft  
 het  Javaansche  alfabet  niet  dadelijk  bereikt;  het  heeft  ver-  
 schillende  vervormingen  ondergaan,  waarover  het  hier  evenmin 
 de  plaats  is  te  spreken,  als  over  de  raadselachtige  letterteekens  
 in-  sommige  Javaansche  opschriften,  die  noch  op  de  nieuw-  
 Javaansche  noch  op  de  oud-Indische  gelijken. 
 Op  het  gebied  der  oud-Javaansche  poezie  kan  men  geene  
 schrede zetten,  zonder zieh aan allerlei zwarigheden  te stooten.  De  
 stof der oudste en beroemdste gedichten is aan de literatuur van Hindostán  
 ontleend;  dit is bijna de eenige uitspraak die men zieh zonder  
 voorbehoud  kan  veroorloven.  Maar zijn die gedichten vertalingen of  
 vrije  bewerkingen?  Zijn  zjj  al  of  niet  met  het  oog  op  de  thea-  
 trale  voorstelling  in  ’t  wajang-spel  ontworpen?  Wanneer  zijn  zij  
 geschreven ?  In  welke  tijdsorde  volgen  zij  elkander  op ?  Tot  
 welke  Masse  van  personen  behoorden  de  dichters ?  Zijn  de voor-  
 handene  teksten  zuiver  genoeg  om  over  den  oorspronkelijken  
 vorm  te  kunnen  doen  oordeelen,  of  zijn  zij  door  de  onkunde  
 der  afschrjjvers  verknoeid,  door  latere  interpolaties  verminkt?  
 Kan  men',  om  hun  -inhoud te  leeren kennen,  zieh  eenigszins  ver-  
 laten  op  de  latere  Javaansche  bewerkingen,  hetzij  de  oudere  
 in  het  Kawi  miring,  d.  i.  het  overhellende,  tot  de  nieuwere  
 dichtertaal  naderende  Kawi,  hetzij  de  nietiwere  in  de  heden-  
 daagsche  dichtertaal,  die,  ofschoon  nog  moeilijk  genoeg  wegens  
 de  menigte  Kawi-woorden  en  Kawi-vormen,  gewoonlijk  b ä s ä   
 d j a rwä ,   d.  i.  taal  der  uitlegging,  genoemd  wordt P  Of  is  de  
 onkunde  en  willekeur  van  de  overbrengers  in  de  nieuwere  taal  
 te  groot  dan  dat  men  eenig  vertrouwen  in  de  deugdelijkheid  
 van  hun  arbeid  kan  stellen?  Geen  dezer  vragen  kan  wellicht  
 • op  dit  oogenblik  met  zekerheid  of  zonder  velerlei  restricties  
 beantwoord  worden.  Aan  bouwstoffen  ontbreekt  het  niet.  De  
 Indische  gedichten zijn  daarter  vergelijking,  de  Kawi-handschrif-  
 ten  zijn  niet  zeldzaam,  en  worden  op  Bali  en Madoera  zoowel  
 als  op  Java  aangetroffen,  de  latere  bewerkingen  zijn  in  verschil-  
 lende  vormen  voorhanden,  de  Kawi-taal  kan  niet  vele  onoplos-  
 bare  raadselen  bieden  aan  hem  die  aan  de  ééne  zijde  met  het  
 Sanskriet,  aan  de  andere  zijde  met  het  modern-Javaansch  
 grondig  bekend  is.  Maar  hoevele  geslachten  zullen,  bij  de  niet  
 zeer  groote  aantrekkelijkheid  van  het  onderwerp,  bij  het geringe  
 aantal  der  beoefenaars,  nog  voorbijgaan,  cer  al  dat  materiaal