
 
        
         
		van  den  kalkbodem  kunnen  dringen.  Hare  groeiwijze  en  loof-  
 gewelf  is  emdeloos  verseileiden ,  en  liefc  levendige  kopergroen  
 der  bladeren  vormt  soms  een  prächtig  contrast  met de vermiljoen-  
 roode  vruchten,  die  als  kogels  ter  grootte  van  een  hoofd  onder  
 de  bladerbossen  afhangen. 
 Eene  derde  groep  van  planten  verlieft  zieh  aan  de  landzijde  
 der  duinen  of  op  den  drogen  bodem  achter  de  strandbosschen,  
 hetzij  die  uit  kalksteen  of  koraal,  of üit  zand  is  gevormd.  "Waar  
 noch  rhizophoren  noch  duinstrand  gevonden  worden,  maar  de  
 kust  als  rotsmuur  uit  de  baren  rijst  of met  steile  glooiing  on-  
 middellijk  in  droog  land,  b. v.  een  met  zand  bedekten  koraal-  
 bodem,  overgaat,  grenst  deze  in  fraaie  en  weelderige,  van  20  
 tot  25  voet  hooge  boschjes  opeengepakte  plantengroep  onmid-  
 dellijk  aan  het  blauwe  watervlak.  Hier  prijken  de  witte  gesplit-  
 ste  bloemkroonen  van  verschillende  goodenovieeen,  waaronder  
 de  Scaevola  Königii  in  hären  stam  een  fijn  wit  merg  bevat,  
 waarvan  de  bewoners  der  Molukken  kunstbloemen  en  andere  
 to t  sieraad  dienende  figuren  snijden,  en  naast  het  viltige  zilver-  
 grijze  loof  van  Tournefortia  argentea  de  fraai  gekleurde  blinkende  
 bladeren  van  Climacandra  obovata  en  Pagraea  litoralis.  
 Hier  vindt  men  ook,  doch  steeds  geheel  afzonderlijk, de plompe,  
 vijf  ä,  zes  voet  hooge,  met  kringen  voorziene  stammen van Cycas  
 circinalis,  op  wier  afgeknot  uiteinde  zieh  de  ge rinde,  scherm-  
 achtige  bladeren  verhelfen,  terwijl  zieh  daartusschen  eerst  de  
 eivormige,  dojergele,  een  voet  lange  bloemkegel,  later  bjj  den  
 vrouwelijken  boom  honderden  groene  vruchten  ter  grootte  van  
 walnoten  vertoonen.  De  stam  van  dezen  boom  bevat  sago,  
 maar  het  is  verkeerd  hem  met  vele  Duitsche  schrijvers  als  den  
 gewonen  sagoboom  voor  te  stellen,  daar  dit  zetmeel  vooral  uit  
 de  palmen  van  het  geslacht  Metroxylon  verkregen  wordt.  De  
 inlanders  noemen  dezen  boom  pakoe  adji,  d.  i.  koningsvaren;  
 en  inderdaad  schijnt  hij  het  midden  te  houden  tusschen  een  
 boomvaren  en  een  palm.  De  cycadeeeü  groeien  uiterst  langzaam  
 en  kunnen  een  zeer  hoogen  ouderdom  bereiken;  hun  eigenaar-  
 dige  vorm  was ,  blijkens  de  vele  cycadeeenstammen  die  in  fos-  
 sielen  toestand  worden  aangetroffen,  in  de  voorwereldlijke  scheppingen  
 veel  sterker  dan  in  het  tegenwoordige  geologische tijdperk 
 vertegenwoordigd. 
 Onder  de  overige  boomen  van  deze  groep  vermeld  ik  nog  
 eenige  nieuwe  pandan-soorten,  waaronder  de  koning  der  pan-  
 daneeen,  de  Pandanus  bidoer,  die  bijna  de  hoogte  van  een  
 kokospalm  evenaart,  door  Junghuhn  aan  den  voet  van  den  
 Goenong  Pajoeng  op  Java’s  Zuidwestelijken  uithoek  werd  aangetroffen; 
   voorts  een  paar  Gerbera-soorten,  wier  vruchten  ver-  
 giftig  zijn,  maar  uit  wier  zaden  lampolie  wordt  geperst,  en  eene  
 rotansoort,  Calamus  litoralis,  die  als  slingerplant  het  geboomte  
 omstrengelt  waar  het  gebladerte  het  dichtst  is.  Maar  vooral  verdienen  
 nog  eenige  boomen  opmerking  die  groepsgewijs  dicht  bij  
 elkander  groeien  en  afzonderlijke  woudstrooken  binnen  het  alge-  
 meene  kustwoud  vormen.  Op  een met zand bedekten koraalbodem  
 groeit  dus  de  tot  de  guttiferen  behoorende  Carophyllum  inophyl-  
 lum,  die  vooral  längs  de  zuidkust  van  Bantam  de  heerlijkste,  
 lommerrijkste  wouden  vormt.  Het  levendig  blinkend  groen  der  
 lederachtige  bladeren,  de  fraaie  witte  bloemen  die  een  aange-  
 namen  geur  verspreiden, de  welriekende, brandbare, geelkleurige  
 hars  die  uit  den  bast  vloeit,  maken  dezen  boom  zoo  gezöcht,  
 dat  hij  vaak  in  de  nabijheid  der  dorpen  wordt  aangekweekt.  
 Hetzelfde  geldt  van  Hibiscus  tiliaceus,  een  kleine  boom,  die  
 nabij  de  stranden  gansche  boschjes  met  een  dicht  loofgewelf  
 vormt,  maar  door  de  inlanders  om  zijne  groote  gele  bloemen  en  
 de  nuttige  vezelstöf  die  zijn  bast  oplevert,  in  lange  lanen  bij  
 hunne  dorpen  geplant  wordt  en  onder  den  naam  van  waroe  
 laoet  bekend  is.  Voorts,  behalve  eenige  kleinere  palmen,  de  
 niboeng  (Areca  nibung),  die  veel  op  den  kokospalm  gelijkt,  
 eene  gezöchte  palmkool  oplevert,  en  wegens  de  latten  waarin  
 zieh  zijn  stam  laat  kloven,  eene  eerste  plaats  onder  de  hout-  
 palmen  inneemt,  en  de  .langkap-palm  (Arenga  obtusifolia),  die  
 onder  de  suikerpalmen  kan  gerekend  worden,  en  die,  behalve  
 een  fraai  hout  voor  lansen  en  weversgereedschap,  een  vezeligen  
 bast  oplevert;  waarvan  bezems  en  huisbedekking  vervaardigd  
 worden.  De  niboeng-palm  groeit  ook op een moerassigen alluviaal-  
 bodem,  maar  komt  daar meer  afzonderlijk voor; de langkap-palm