
 
        
         
		lingen  tot  den  God dien zij vereerden, verheven was. Evenwel ont-  
 breken  ook  de sporen dezer nihilistische  leer noch in de Javaansche  
 ngelmoe’s ,  noch  in het  leven der JaTaansche sangtäpä’s. Het duide-  
 lijkst vertoonen zij  zieh in de ngelmoe banjoe bening, de leer van het  
 klare  water.  Die  door  hare  beoefening  zijn  opgeklommen  tot  de  
 duizelingwekkende  hoogte  waarop  men  erkent  dat  het  niet-zijn  
 het  wäre wezen  i s ,  die  zijn  boven  de  wereld  en  al  hare  eilende  
 yerheyen.  „De  tand  des  tijds  knaagt  aan  hen  niet,  de  stor-  
 men  der  wereld  beroeren  hen  niet;  worden  zij kwalijk bejegend,  
 gescholden  ,  bestolen,  zij  bezitten  een  zee  yan  lankmoedigheid;  
 vreugde  en  leed  laten  hun  hart  ongeroerd,  rein als helder water,  
 doorzichtig  als  glas  1)“.  Doch  ook  tot  deze leer klimt men slechts  
 op  door  yerzaking  der  wereld  en-  het  dooden  des  yleesches:  ook  
 het  Boeddhisme heeft zijn  täpäleyen.  Maar  wanneer  dan  die klui-  
 zenaars  yerklaren:  „het  ontstaan  der  wereld  was  een  ongeval;  
 haar  bestaan  is  niet  werkelijk  maar  slechts  schijn;  het  niet-zijn  
 is  het  wäre  wezen,  het  niet-zijn  is  God;  daartoeterugtekeeren  
 door  den  dood  is  het  wäre  leven,  en  daarom  moet men  den  
 zinnelijken mensch  dooden  2)a;  dan  is  het  zeker  niet  te  verwon-  
 deren,  dat  zij. althans  die  iets  meer  yan  het  Mohammedaansche  
 begrip  yan  den  levenden  God  in  zin  en  gemoed  hebben  opge-  
 nomen,  zulke  uitspraken  goddeloos  vinden' en  hare verkondigers  
 tot  de  tijang  pasek  3) ,  de  ketters  en  godloochenaars,  rekenen. 
 Intusschen  is  een  grof soort  van  atheisme  op  Java  ook  in  het  
 volksleven  doorgedrongen,  en  men  yindt  er  zelfs  onder  de  een-  
 voudige  dessa-bewoners,  die  aan  Allah  geen  ander  bestaan  
 toekennen  dan  in den  n a a m  Allah,  dien  zij  met  hunne  spraak-  
 organen  vormen,  zoodat  de  mensch  zelf  de  maker  yan  Allah  
 is.  Zulke  tijang  pasek  bekreunen  zieh  om  geene  godsdienstige  
 plechtigheden  hoegenaamd.  Zij  trachten  het  leven  zooveel  mo-  
 gelijk  te  genieten,  want  met  den  dood  is  alles  uit. 
 Het  is  opmerkelijk  hoevele  richtingen  in het godsdienstig leven  
 elkander  in  de  Javaansche  dessa  kruisen.  Men  moet  blind  zijn  
 om niet  teerkennen,  dat  de  gedachten aan  het bovenzinnelijke en 
 i)   Mededeel,  V I.  223. 2)  Mededeel.  V I I.  80. 3)   Het  Arab.  fasiq. 
 den  oorsprong aller dingen  een  groot  deel  van  het  leven  van  dat  
 yolk  vervullen,  al  zijn  zij  daarbij  op  de  zonderlingste doolpaden  
 geraakt.  Naast  de  volgelingen  der  ngelmoe  pasek,  de  leer  der  
 godloochenaars,  der ngelmoe adjar, de leer der Siwaïetische ascese,  
 en  der  ngelmoe  banjoe  bening,  de  leer  van  het  Boeddhistische  
 plëngklalëng  of  denken  zonder  inhoud  ’),  yindt  men  er  ook  on-  
 derscheiden  sekten  van  zoogenaamde  moslemen,  die  zieh  door  
 eigenaardigheden  van  leer  of  praktijk  onderscheiden  en  door  de  
 orthodoxe  priesterschap als ketters beschouwd worden.  Onder deze  
 sekten  is  wel  de merkwaardigste  die  der  tijang doel,  door hunne  
 tegenstanders  pasek  doel  geheeten.  De  oorsprong  en  eigenlijke  
 beteekenis  van  den  naam  d o e l  schijnt  onbekend  te  zijn.  Yan  
 hunne godsdienstoefeningen wordt yerhaald,  dat  zij,  onder dansen  
 en  springen en  hard  schudden  met  het hoofd,  zoolang de geloofs-  
 belijdenis  van  den  Islam  uitschreeuwen  tot  zij  bedwelmd  neder-  
 storten,  in  welken  toestand  zij  voorgeven  ingevingen  te  ont-  
 vangen.  Wij  erkennen  hierin  gemakkelijk  de  d i k i r   (Arab.  
 dzikr)  of  lofvermelding  Gods,  eene  wijze  van  godsdienstoéfening  
 die  ook  onder de  orthodoxe  moslemen yan den Indischen Archipel  
 zeer gewoon is-,  en in het algemeen door de mystische theologen yan  
 den Islam zeer wordt aanbevolen,  maar zieh slechts hier  en daar in  
 den vorm  eener zoo  onzinnige  dweeperij  vertoont.  In het bijzonder  
 doen  ons  de  tijang  doel  aan  de  draaiende  derwisjen  te  Con-  
 stantinopel denken,  wier  oefeningen  in  deze  soort  van  religieusen  
 waanzin  tot de merkwaardigste vertooningen behooren die de hoofd-  
 stad  van  Turkije  den  reiziger  aanbiedt.  Intusschen  is  het bekend  
 dat  op  Java  de  orthodoxe  geestelijkheid  van  de  tijang  doel  een  
 grooten  afkeer  heeft  en  hen  van  allerlei  ergerlijke  ketterijen  
 beschuldigt.  Onder  andere  verhaalt  men  van  hen,  dat  zij  zieh  
 voorstellen  door  hunne  eigenaardige  oefeningen  tot  eene  weder-  
 geboorte  als Hollandsch contrôleur of  zelfs als  resident  te geräken.  
 Doch  zonder  dat  ik  voor  de  zuiverheid yan hun geloof zou durven  
 instaan,  meen  ik  ze  juist  voor  geen  slechter  moslemen  dan  de  
 massa  der  Javanen  te  mögen  houden.  Zij  vormen  eene  nauw 
 Zie  over  dit woord  Mededeel.  IV.  224.  V III.  254. 
 22*