
 
        
         
		ropeanen  de meest  geliefde  zeevisch,  gelijk  de  goerami  dehoogst  
 geschatte  zoetwater-visch  is.  Hij  is  bij  de  Nederlanders  op  Java  
 bekend  onder  den  naam  van kaalkop,  die een eenvoudige  verbas-  
 tering  van  den  inlandschen  naam  kakap  schijnt  te  wezen,  gelijk  
 er  zoovele  van  dien  aard  voorkomen.  Men  Heeffc  echter  den naam  
 ook  daaruit  verklaard,  dat  de  schubben  op  den  kop  en  den  nek  
 zoo  klein  en  met  elkander  verwassen  zjjn,  dat  deze  deelen  ge-  
 beel  kaal  schijnen.  De  naam  van  ikan  kakap  meirah  (roode  
 kakap)  wordt  gegeven  aan  eene  baarssoort  die  tot  twee  voeten  
 lang  wordt,  en  om  haar  wit  en  hard  vleesch  zeer  gewild  is  bij  
 de  Cbineezen.  Haar  wetenschappelijke  naam  is  Diacope  metal-  
 licus,  en  zij  is  slechts  eene  van  de  vele  soorten  van  Diacope  
 en  Mesoprion  die  op  de  tafels  van  Europeanen  en  inlanders met  
 graagte  ontvangen  worden. 
 Een  ander  tot  de  percidae  behoorend  geslacht  dat  vele eetbare  
 en  geacbte  soorten  oplevert,  is  Serranus,  of liever  het  subgenus  
 Epinephelus,  De  inlanders  vatten  deze  dikwijls  zeer  kolossale  
 visseben  samen  onder  den  naam  van  ikan  krapoe,  maar  geven  
 aan sommige  soorten,  in  navolging  der Holländers,  ook  wel  den  
 naam  van  Jacob  Evertsen.  Deze  zeeman  had,  volgens  Bontius,  
 een  taankleurig,  door  talrijke  vlekken geschonden gelaat, waarom  
 de  matrozen  zijn  naam  gaven  aan  een  bij  Mauritius  gevangen  
 visch,  wiens  gele  huid  met  vele  zwarte  vlekken  geteekend  was.  
 Deze  in  scherts  gegeven  naam  is  in  Indie  algemeen  in  gebruik  
 gebleven  om  Epinephelus  variolosus  en  Epinephelus  crapao  aan  
 te  duiden.  Het  vleesch  der  Serrani  is  zeer  smakelijk  wanneer  
 zij  jong  zijn,  maar  wordt  bij  de  oude  visschen  hard,  droog  en  
 moeilijk  te  verteren. 
 De  berycidae,  ofschoon  door  eenige  soorten  vertegenwoordigd,  
 kunnen  wij,  als  van  geen  bijzonder  belang,  met  stilzwijgen  
 voorbijgaan;  doch  onder  de  pristipomatidae  vermeld  ik  met  een  
 enkel  woord  de  zoowel  in  soorten  als  in  individu’s  talrijke  The-  
 rapons,  wier  voorkomen  ons  bij  den  eersten  oogopslag  aan  de  
 rivierbaarzen  van  Midden  Europa  herinnert,  maar  wier  waarde  
 niet  hoog  wordt  aangeslagen,  en  de  Caesio’s,  waaronder  de  ikan  
 ekor  koening  of  geelstaart  (Caesio  erythrogaster)  en  de  ikan 
 pinjaloe  (Caesio  pinjalo),  zeevisschen  van welke  de  eerste slechts  
 een  zeer  middelmatig,  de  andere,  die  tamelijk  zeldzaam  is,  een  
 voortreffelijk  vleesch  heeft,  de  meest  bekende  soorten  zijn.  Onder  
 de  mullidae  levert  het  geslacht  Upeneus  (ikan  bidji  nangka)  
 onderscheidene  soorten  die,  hoe  klein  ook,  in  groote  hoeveel-  
 heden  gezouten  of  gedroogd  worden  en  bij  de  inlanders  en  Chi-  
 neezen  zeer  geacht  zijn.  Onder  de  sparidae  is  Chrysophys  Berda  
 (ikan  kapas)  eveneens  van  eenig  gewicht  vöor  de  voeding  der  
 inlanders,  ofschoon  hij  door  de  Europeanen  versmaad  wordt. 
 Meer  opmerkenswaardigs  biedt  ons  de  familie  der  squamipen-  
 nis  of  schubvinnigen.  Hiertoe  behoort  in  de  eerste  plaats  het  
 geslacht  Chaetodon,  in  Indie  gewoonlijk  klipvisschen  genoemd,  
 dat  zieh  door  borstelvormige  tanden  kenmerkt.  De  meeste  dezer  
 visschen  leven  in  de  zee  in  ondiep  water,  en  spreiden  er,  vooral  
 wanneer  het  zonlicht  er  op  speelt,  eene  pracht  van  kleuren  
 (rozenrood,  purper,  azuur-bn  fluweelzwart)  ten  toon,  waarmede  
 nauwelijks  eenig  ander  geslacht  van  visschen  kan  wedijveren.  
 Het  ondergeslacht  Chelmon  onderscheidt  zieh  door  een  zonder-  
 linge  verlenging  van  den  sriavel.  De  meest  bekende  soort  is  
 Chelmon  rostratus,  die  de  kunst  verstaat  om  met  dien  langen  
 snuit  droppels  vocht  meer  dan  een  voet  in de  hoogte te  werpen,  
 en  daarmede  de  insecten  te  raken  die  hij  zieh  tot  eene  prooi  
 kiest.  De  Chineezen  bewaren  daarom  dezen  visch  in  kuipen  met  
 water,  waarboven  zij  insecten  aan  een  stok  of  draad  ophangen,  
 om  zieh  met  de  kunst  van  dezen  bekwamen  scherpschutter  te  
 vermaken.  Hij  wordt  echter  daarin  nog  ver  overtroffen  door  den  
 ikan  soempit  of boogschutter  (Toxotes  jaculator),  die  tot  dezelfde  
 familie  behoort., Ofschoon  deze  den  eigenaardigen  mondvorm  van  
 Chelmon  rostratus  niet  bezit,  weet  hij  de  droppels  water  tot  
 eene  hoogte  van  drie  en  meer  voet  uit  te  schieten,  en  aldus  
 de  diertjes  te  raken  die  op  het  gras  of  de  waterplanten  längs  
 den  oever  der  rivieren  hun  verbhjf  houden. 
 Als  voedsel  komen  de  meeste  schubvinnigen  nauwelijks  in  
 aanmerking,  deels  wegens  hunne  kleinheid,  deels wegens  hunne  
 zeldzaamheid.. Uitzonderingen maken  echter de ikan ketang-ketang  
 (Drepane  punctata),  die  zeer  overvloedig  is  en  soms  wel  een