
 
        
         
		tusschen  Söendaneezen  en  Javanen  is  ontstaan  uit  een  complex  
 van oorzaken,  waaronder  zieh,  de  eeuwen  lang  voortgezette  infil-  
 tratie  van  elementen  der  Hindoe-heschaving  in  de  denk-  en  le-  
 venswijze  der  laatsten,  bij  schier  geheel  gemis  daarvan  bij  de  
 eersten,  als  de  voornaamste aan ons  opdringt.  Het verschil echter  
 tusschen  Javanen  en  Madoereezen, dat trouwens  ook niet zoo diep  
 ingrijpt,  is  niet  in  die  mate  van  het  verschil  van  Hindoeschen  
 invloed  afhankelijk.  De  hoofdreden  schijnt  daarin gelegen te zijn,  
 dat,  ofschoon  de  Madoereezen  in  later  tijd  de  oosteljjke  deelen  
 van  Java  in  groote  scharen  overstroomd  hebben,  zij  langen  tijd  
 tot  een  geisoleerd  eiland  beperkt  Heven,  welks  schrale  bödem  
 hen  dwong  door  visscherij  en  handel de middelen van hun bestaan  
 aan  de  woeste  en  woelige  zee  te  ontwringen,  terwijl  de  Javaan  
 in  stille  rust  zijn  akker  bebouwde.  De  verhouding  tusschen  de  
 drie  stammen  spiegelt  zieh  ook  af  in  hunne  taal.  Het  Soenda-  
 neesch  kan  met  volle  recht  als  eene  van  het  Javaansch  geheel  
 verschillende,  ofschoon  stamverwante  taal  beschouwd  worden.  
 Het  Madoereesch  vertoont  zieh meer  als  een  sterk  geindividuali-  
 seerd  dialect  van  het  Javaansch,  gekenmerkt  door  een  zeer  
 eigenaardige  uitspraak  en  vele  in  het  Javaansch  verouderde  
 woorden.  Yan  de drie bevolkingenzijn de  Söendaneezen  inlevens-  
 wijze, begrippen en taal  zeker wel het minst van het  oorspronkelijk  
 type  van het Maleische  ras  afgeweken.  Zichzelven  beschouwen zij  
 als de  d j e l ema   b o emi ,   de oorspronkelijke  bewoners  deslands. 
 Het gezamenlijk cijfer  der  bevolking  van Java bedroeg, volgens  
 de  aan  deRegeering  verschafte  opgaven, op het einde  van  1872,  
 17,291,200 zielen. Wanneer wij daarvan de Europeanen en vreemde  
 Oosterlingen  aftrekken,  blijft  voor  de  inlanders  een  cijfer  over  
 van  17,061,484  zielen.  In  dit  verbazend  groot  aantal  is  de  bevolking  
 begrepen  van  Madoera  en  de  kleinere  eilanden,  die  te  
 zamen  met  Java,  volgens  blz.  3 ,  eene  oppervlakte  hebben  van  
 2440 vierk. geogr.  mijlen.  Wij zullen in dit hoofdstuk de resultaten  
 volgen  van  latere,  meer  nauwkeurige,  in  het  algemeen  echter  
 met  noemenswaard  van  gemelde  opgave  verschillende berekenin-  
 gen. Die berekeningen, voor iedere residentie afzonderlijk gemaakt,  
 brengen  ons  namelijk  tot  een  totaal  van  2463.14  vierk.  geogr. 
 mijlen,  en  wanneer  wij  dat  getal  in  het  zooeven  vermelde  
 totaalcijfer  der  bevolking  deelen,  krijgen  wij  voor  geheel  Java  
 en  Madoera  eene  gemiddelde  bevolkingsdichtheid  van  7023  
 zielen  per  vierk.  geogr.  mijl.  Deze  dichtheid  der  bevolking  is  
 aanmerkelijk  grooterdanin  ons  vaderland,  dat,  wanneer wij den  
 staat  der  bevolking  op  het  einde  van  1871 tot grondslag  nemen,  
 slechts  6124  zielen  per  vierk.  geogr.  mijl  kan  aanwijzen.  Intus-  
 schen  staat  Nederland,  in  weérwil  der  verbazende  volkrijkheid  
 der  provincien  Noord-  en  Zuid-Holland,  in  bevolkingsdichtheid  
 geenszins  aan  het  hoofd  der  Europeesche  staten.  Het  wordt  in  
 dit  opzicht  ver  overtroffen  door  Belgie  en  door Engeland (zonder  
 Schotland  en  Ierland),  van  welke  landen  het  eerste  op het einde  
 van  1869  per.  vierk.  geogr.  mijl  9385  zielen  telde,  terwijl  in  
 Engeland  het  aantal  zielen  per  mijl,  volgens  de  telling  van  3  
 April  1871,  8277  bedraagt. 
 Wanneer  wij  echter  de  bevolking  van  iedere  residentie  afzonderlijk  
 met  hären  vlakken  inhoud  in  verband  brengen,  blijkt het  
 aanstonds  dat  de  door  eigenlijke  Javanen  bewoonde  deelen  des  
 eil and?  eene  dichtheid  van  bevolking  hebben  die  zelfs  die  van  
 Belgie  overtreft,  en  dat  het  alleen  aan  de  betrekkelijk  geringe  
 bevolking  der  Soendaneesche en Madoereesche districten  te  wijten  
 is,  dat  het  gemiddeld  cijfer  beneden  dat  van Engeland blijft. Wij  
 hebben  vroeger  gezien  dat  de  grens  tusschen  het  eigenlijke Java  
 en  de  Soendalanden  door  de  Tji  Losari  en  de  Tji  Tandoewi  
 gevormd  wordt.  De  Soendalanden  bestaan  derhalve  uit  de  resi-  
 dentien  Bantam,  Batavia,  Krawang,  Tjeribon  en  de  Preanger  
 Regentschappen.  Wij  nemen  aan  dat  do  inlandsche  bevolking  
 dezer  vijf  gewesten  den  Soendaneeschen  stam uitmaakt, ofschoon  
 er  zeker  hier  en  daar  eenige  Javaansche elementen zijn ingedron-  
 gen.  De grenzen tusschen de Javaansche en Madoereesche districten  
 zijn  minder gemakkelijk  te  trekken.  Men  vindt  de  Madoereezen,  
 behalve  in  hun  stamland Madoera,  in  grooten  getale  in  de  resi-  
 dentien  van  Java  oostwaarts  van Soerabaja en Kediri; fnaar geene  
 opgave  uit  den  jongstentijd  stelt  ons in  staat  te  bepalen,  welke  
 daar  de  verhouding  van  hun  cijfer  tot  dat  der  echte  Javanen  is.  
 Het  blijkt  echter,  dat  in  1845  in  het  genoemde  gedeelte  van