
 
        
         
		aan  de  kramats  of  graven  der  wait’s  (eerste  verkondigers  van  
 den  Islam)  en  van  beroemde  vorsten  en  regenten  brengen. Maar  
 behalve  dat  de  Javaan  ook  daarbij  steeds  wierook  en  bloemen  
 offert,  sluit  die  bulde  zieh  aan bij  de gewoonte der meeste Moham-  
 medaansche  volken,  om  bedevaarten  naar  de graven van profeten  
 en  heilige  mannen  te  verrichten.  Eigenaardig  Javaansch  is  daar-  
 entegen  de  gewoonte  om  offermalen  te  houden  op  den  derden,  
 zevenden,  veertigsten,  honderdsten  en  duizendsten  dag  na  het  
 overlijden  van  dierbare  betrekkingen,  alsmede  op  den  eersten  
 en  achtsten  verjaardag  van  die  treurige  gebeurtenis.  Deze  offers  
 worden  bij  uitnemendheid  sidekah’s  genoemd.  Ontsprongen  uit  
 de  gewone  vereering  van  de  geesten  der  afgestorvenen  in  den  
 godsdienst der  natuurvolken,  hebben  zij  echter,  door den invloed  
 der  priesters,  eene  strekking  gekregen  die  zieh  eenigszins  beter  
 met  den  geest  van  den  Islam  verdraagt.  Men  beschouwt  ze  
 thans  namelijk  meestal  als  offers  niet  a a n ,   maar  voo r   de  af-  
 gestorvenen,  opdat  hunne  zielen  rust  vinden  en  bij  God  in  ge-  
 nade  worden  aangenomen.  De  ofiferaar  verbindt  daaraan  intus-  
 schen  terstond  de  bede  voor  zichzelven,  dat  de  overledene  zijn  
 voorbidder  zij  bij  Allah,  en  is  tevens  daarbij  gedachtig  äan  de  
 gansche  schaar  zijner  voorouderen,  van  onze  eerste  stamouders  
 af,  en  van  alle  profeten  en  heiligen  van  den  Islam. 
 Meer  bijzonder  is  voor  de  vereering  der  afgestorvenen  de  
 achtste  maand  van  het  Mohammedaansche  ja a r ,  de maand Saban,  
 vastgesteld ,  en  zij  heeft  daaraan  zelfs  een  nieuwen  naam,  dien  
 van  Roewah, ontleend, waarmede zij  gewoonlijk  op Java genoemd  
 wordt.  Dit  roewah  is  eigenlijk  een  verbastering  van  het  Arabische  
 a rw a h h ,   het meervoud  van  r o e h h ,   geest. De Mohammedaansche  
 invloed  is  hier  merkbaar  daarin,  dat  voor  de  vereering  
 der  geesten  van  de  afgestorvenen  eene  maand.  van  
 het  Mohammedaansche  jaar  is  afgezonderd,  en  dat  de  nieuwe  
 naam  dier  maand  niet  oorspronkelijk  Javaansch-*  maar  Arabisch  
 is.  Het  is  uit  zulke  voorbeelden  duidelijk,  dat  zij  die den  
 Islam  op  Java  gevestigd  hebben,  den  overgang  voor  den  inlander  
 gemakkelijk  hebben  gemaakt,  door  zieh  naar zijne denkbeel-  
 den  en  gebruiken  te  schikken.  De  hulde  aan  de  overledenen  in 
 de  maand Roewah bestaat deels in het schoonmaken hunner graven,  
 deels  in  offermalen, die waarschijnljjk, naar het yerschillend stand-  
 punt  van  den  inlander,  nu  eens  als offers a a n ,  dan  eens als offers  
 v oo r   de  zielen  der  afgestorvenen  wordenopgevat. Yoor die offers  
 is  wel  de maand,  maar  geen  bepaalde  dag  in de maand aangewe-  
 zen.  De  gebruiken  bij  die  offers  schijnen,  even  als  hunne  na-  
 men,  in  de  verschillende  deelen  des  eilands  zeer  te  verschillen.  
 Yolgens  den  heer  Poensen  ’)  hebben  zij  in  Kediri  plaats  ten  
 huize  van  het  dessahoofd,  waar  zieh  de  dessabewoners, gewoon-  
 lijk  des  avonds,  verzamelen,  ieder  zijne  offergave  van  sekoel  
 poennel  (op  bijzondere  wijze  gekookte  rijst)  en  toespijs  met  zieh  
 brengende.  Deze  spijzen  worden  verdeeld  in  acht  ambengs  (por-  
 tien  op  een  schotel  voor  drie  of  vier  personen),  vier  gewijd  aan  
 Adam  en  Eva  en  vier  aan  den  beschermgeest  der  dessa,  tot  
 verwerving  van  hun  voorbede  en  zegen.  Nadat  de  acht  ambengs  
 midden  in  den  kring  der  aanzittenden  zijn  geplaatst,  neemt  de  
 oudste  der  aanwezige  mannen  het  woord,  om  het  doel  der  
 samenkomst  te  verklären.  De  geheele  avond  is  verder  aan  de  
 feestelijkheid  gewijd,  die  vaak  door  wajangvertooningen  en  zelfs  
 dansmeiden  wordt  opgeluisterd; maar  de  dorpspriester  houdt  zieh  
 onder  dat  alles  bezig  met  het  lezen  van  gebeden  en formulieren. 
 Het  offeren  der  Javanen  is  in  het  voorafgaande zoo dikwijls ter  
 sprake  gekomen,  dat  een  paar  algemeene  opmerkingen  daarover  
 niet  zullen misplaatst zijn. Het voornaamste oflfer dat de Islam k en t,  
 is  dat  van  het groote Mekkaansche feest, qorbän geheeten, en is in  
 zijn  oorsprong en wezen van het Paaschoffer der Israelieten niet ver-  
 schillend. Yan dit offer zegt terecht een Mohammedaansch schrijver:  
 „bij  alle  andere  volken  worden  de  offeranden  door  het  vuur  
 verteerd,  zoodat  noch  goeden  noch  boozen  er  iets  aan  hebben;  
 volgens  onze  wet  daarentegen  blijven  zij  in  ’tbezit  van  dengeen  
 die  ze  oflfert.” a)  Want  op  het  Mekkaansche  feest,  evenals  
 op  het  Pascha  placht  te  geschieden,  slacht  ieder  huisvader  zijn  
 eigen  dier  en  houdt  daarvan  een  maaltijd met  de  zjjnen.  Andere 
 >)  Meded.  X.  81. 
 *)  Dozy,  de  Israelieten  te  Mekka,  143.