
Dat doel was vooral de hoogere punten in hunne onderlinge ver-
houding te leeren kennen. Yoor de verdere kennismaking met
Java s terrein zal het volgende hoofdstuk de gelegenheid verschaffen.
Y I E B D E H O O F D S T U K .
Eivier- en Bergstelsel.
| Hehben wij in het vorige hoofdstuk onze aandacht, schoon niet
uitsluitend, toch het meest tot de gebergten, hun oorsprong en
hoogte bepaald1 in het tegenwoordige zal vooral de ligging en
loop van Java’s menigvuldige rivieren het voorwerp onzer be-
schouwing zijn. Deze is echter in zoodanige mate van den vorm
en de richting der gebergten afhankelijk, dat wij deze beschou-
wing tevens aan eene juistere en meer in bijzonderheden tredende
voorstelling van het nog slechts in ruwe trekken geschetste en
ten deele zeer ingewikkelde net van Java’s bergketenen en berg-
stelsels kunnen dienstbaar maken.
Weinige gewesten van den aardbodem zijn rijker bewaterd dan
Java; het aantal beken dat van de hellingen zijner bergen af-
stroomt, is inderdaad ontelbaar. Zieh langzamerhand vereenigende,
vormen zij rivieren van meerdere of mindere grootte, die zieh
echter, bij de richting der bergen van het westen naar het oosten
en bij de langwerpige gedaante van het eiland, slechts in zeer enkele
gevallen op een loop van matige uitgestrektheid kunnen beroemen.
Yeelal, vooral voor zoover zij aan de rotsige zuidkust uitwateren, be-
waren zij het karakter van onstuimige bergstroomen tot aan hare mon-
ding, en voor zoover zij eenbevaarbarenbenedenloophebben,strekken
zjj dien doorgaans niet verder uit dan noodig is om de alluviale
nordels, ffle het meert aan d . noo,ak»si™>rkom.n, te doonnrjto.
L o h t, enkele rmerai rm O o . t - t a malen daatop eene mteon-
dering , omdat zij zieh kronkelen door de vlakten die zieh hier
om den voet der geisoleerde vulkaanstelsels slingeren. Echter
de loop van Java’s grootste rivier, de Bengawan of rmer van Solo
niet langer dan 70 geographische mijlen, ■ H H g als
die van den Moezel. Tan een uitgestrekt stroomgebied kan b j
Java’s rivieren nog minder sprake zijn. Zij spoeden zieh te zeer
naar zee om vele takken te kunnen opnemen, en de wemige die
een sterk kronkelenden loop hehben, zijn te zeer aan beide zijden
tusschen bergketenen en bergstelsels beklemd, om de schattmg
van aanzienlijke zijrivieren te kunnen ontvangen. De rmer van
Solo vooral toont in dit opzicht eene merkwaardige armoede.
Yele kleinere rivieren drogen in den oost-moeson geheel ui ,
en zelfs de aanzienlijkere worden bij langdurige droogte voor een
groot deel tot ondiepe beekjes herschapen.
Het zal de aandacht van den lezer reeds getrokken hehben, dat
in West-Java, zoover de Soendalanden strekken, d. i.totaande
Tji Losari en Tji Tandoewi, alle riviernamen met Tji zijn same -
gesteld. Strikt genomen behoort dat Tji niet tob den^naam:;hd^
slechts het gewone Soendasche woord voor nvier of water, waar-
aan in de Javaansche taal Kali heantwoordt. De Europeanen he -
ken echter van ouds de gewoonte aangenomen, dat Tji bpna II aan de namen der rivieren van West-Java toegevoegd te
laten , terwijl Kali slechts .zelden v6ör de namen der rivieren van
Oost-Java gehoord wordt. .
In de westelijkste residentie van Java, het voormalige njk van
Bantam of juister Banten, verrijst een geisoleerd gebergte op
den noordelijken uithoek, St. Nikolaashoekgeheeten, waarvan de
Goenong Agoeng en Goenong Batoer de hoogste toppen z«n. Deze
hoek is door den alluvialen gordel die zieh verder längs de noord-
kust uitstrekt en vooral aan de andere zijde der Bantam-baai
zeer moerassig wordt, met de overige landmassa verbonden. Längs
de westkust liggen, ten zuiden van den alluvialen gordel, het Anjersehe
gebergte en, daarvan geschehen door de Dano, de oude vul-
- • 1 *__E n l rA n / lü DT1 dllldfilllk Gl?"