
hardsteen uit Europa aan te voeren. Men bedenke evenwel dat
de waarde van marmer meer van de bewerking dan van de grond-
stof zelve afhangt en dat de ontginning öf, met de hulpmiddelen
en werkkrachten die Indie oplevert, zeer gebrekkig, öf, met de
tusscbenkomst van Europeesche opzichters en arbeiders en de
aanwending van Europeesohe werktuigen, zeer kostbaar moet zijn.
Yan de zandsteen-soorten die Java oplevert, schijnt tot dusver
weinig gebruik als bouwmateriaal gemaakt te zijn; de enkele
daarmede genomen proeven voor militaire gebouwen waren niet
bevredigend, daar de steen te weelc werd bevonden. Men weet
echter dat in het tertiaire gebergte van Java een groot aantal
zandsteen-soorten, en daaronder zeer fraaie en harde, wordt aan-
getroffen; doch waartoe zou men ze graven in een land waar
alleen de kleine Europeesche kolonie aan bouwsteenen behoefte
heeft, terwijl de inlander zijne woningen van bamboe en atap
maakt; in een land waar overal nog de vervoermiddelen zoo
gebrekkig zijn, dat het vaak minder kost in de voornaamste
vestigingen van Europeanen längs het noorderstrand bouwmateriaal
uit Europa dan uit de binnenlanden aan te voeren P
Meer gebruik wordt op Java gemaakt van de trachietische
puinbrokken, die men vooral in groote hoeveelheden in de rivieren
vindt. Deze steenen worden door de bergstroomen van de hel-
lingen der vulkanische gebergten afgesleept en blijven wegens
hunne zwaarte in de beddingen achter, terwijl de losse grond
wordt weggespoeld. Andere trachietbrokken, waarmede de heu-
vels in de nabijheid der vulkanen als bezaaid zijn, worden in
den westmoeson ontbloot door de zware regens, die den omlig-
genden grond loswoelen en medevoeren. Deze steenen verweren
spoedig en geven alsdan een zeer vruchtbaren grond. Zij ver-
schillen overigens zeer in graad van hardheid, en de beste soor-
ten kunnen zeer goed bij bouwwerken de plaats van hardsteen
vervullen. Men kan ze in alle richtingen kloven, en, schoon zij
dof op de breuk zijn, kan men ze goed polijsten. De kleur is
bruinachtig of blauwachtig grijs en krijgt in de lucht veel over-
eenkomst met die van escozijnschen steen. Nevens die trachietische
gesteenten vindt men in soortgelijke omstandigheden, doch in
mindere hoeveelheid, ook basaltische, dat is zoodanige waarin
augiet meer de overhand heeft. Ook van deze wordt tot gelijke
einden gebruik gemaakt.
Onder de brandbare delfstoffen die Java oplevert, komen, behalve
de steen- of briiinkolen waarover reeds gesproken werd, vooral
zwavel en aardolie in aanmerlcing. Aan zwavel isnatuurlijk in een
zoo vulkanisch land geen gebrek; men vindt dit mineraal op
bijna alle vulkanen. In vele solfataren, waar de zwaveldamp re-
gelmatig en langzaam gesublimeerd wordt, vindt men gekristal-
liseerde zwavel, hetzij zuiver, hetzij met andere stoffen gemengd.
Eiders vindt men massieve stukken van verschillende grootte en
graad van zuiverheid, terwijl eindelijk, door de ontleding van het
zwavelwaterstofgas , dat door kratermeren of minerale bronnen op-
stijgt, zoogenoemde zwavelmelk wordt gevormd, zooals inzonderheid
op groote schaal plaats heeft in het meer van den Telaga Bodas,
welks zwavelmelk van 74 tot 77 percent zwavel bevat. De Idjön,
de Argäpoerä of hoogste top van het Jang-gebergte, de Walirang
in het Ardjoenä-gebergte, de Merapi, de Tjerme, de Tangkoe-
ban Prahoe en de Telaga Bodas behooren tot de bergtoppen die
het meest door de overvloedige productie van zwavel bekend zijn.
De aardolie van Java, reeds vroeger eenigermate bekend, heeft
vooral iü de laatste tien of twaalf jaren bijzonder de aandacht
getrokken, wat zeker niemand verwonderen zal, die weet welk
een uitgebreid gebruik de aardolie niet slechts als middel tot
verlichting, maar als grondstof voor tal van belangrijke nijver-
heidsproducten heeft erlangd. De bekwame mijningenieur W. H.
de Greve, wiens ontijdige en noodlottige dood het geheele vader-
land betreurt, heeft op last der regeering eene memorie over
aardolie en haar voorkomen in Ned. Indie opges'teld, die in het
elfde deel (1865) van het Indisch Tijdschrift voor Mjverheid en
Landbouw is opgenomen, en waarin onder andere eene opsom-
ming voorkomt van alle bekende plaatsen op Java die aardolie
opleveren, met aanwijzing van het gebruik door de bevolkinger
van gemaakt, en voorstellen omtrent eene eventueele exploitatie,
die geleid hebben tot de koloniale ordonnantie van 13 Mei 1868,
bevattende een regiement op het opsporen en ontginnen van aard-
9