
 
        
         
		grootste  kracht  erlangen,  en  zoo  hevig  zijn,  dat  zij,  naar  de  
 uitdrukking  Tan  den  ouden  Bontius,  den  nieuweling  schier  een  
 tweeden  zondyloed  doen  Treezen.  Yoor  de  gezondheid  is  deze  
 weersgesteldheid  niet  nadeelig.  De  regens  zuiveren  de  lucht  en  
 zetten  de  lagere  moerassige  landen  geheel onder water; zij voeden  
 de  rivieren  met  eene  ontzaglijke  watermassa,  die  ze  sneller  doet  
 stroomen  en  vaak  plotseling  hare  oevers  doet  overschrijden.  De  
 schadelijke  effluvien  worden  juist  door  den  overvloed  des  waters  
 tegengehouden,  menigvuldige  onweders  zuiyeren  den dampkring,  
 en  de  koele  winden  en  yerfrisschende  regens  matigen  de  tempe-  
 ra tu u r,  zoodat  de  natte  moeson  op  Java  over  het  algemeen  de  
 gezondste  tijd  des  jaars  is,  ofschoon  toch  ook  de  door  de sterke  
 vochtigheid  onderdrukte  huidfunctien eigenaardige  ongesteldheden  
 met  zieh  brengen.  Met  hetrekking  tot  den  naam  „westmoeson“  
 aan  dezen  wind  gegeven,  behoort  nog  te  worden  aangemerkt,  
 dat  hij  zieh  werkelijk  op  Java  door  plaatselijke  oorzaken  zeer  
 dikwijls  als  yolkomen  westenwind  voordoet. 
 In  Maart  begint  de  westmoeson  zijne  kracht  te  verliezen.  Hij  
 waait  nog  bij  tusschenpoozen  met  harde  vlagen,  doch  in  April  
 worden  die  minder  sterk  en  menigvuldig.  Hu  zijn  wij in de voor-  
 jaarskentering,  die  gedurende  een  wat  langer  tijd  soortgelijke  
 verschjjnselen  vertoont  .als  wij  reeds  in  de  najaarskentering  op-  
 merkten.  De  wind  komt  reeds  nu  en  dan  uit  het  oosten  en  
 wordt  dikwijls  door  windstilten  vervangen,  waarhij  echter  de  
 wolken  vaak  het  bewijs  leveren  dat  in  de  hoogere  dampkrings-  
 lagen  de  strijd  der  tegen  elkander  stootende  luehtstroomen wordt  
 voortgezet.  Hu  en  dan  waaien  lichte  koelten,  van  regen  verge-  
 zeld,  heurtelings  uit  alle  streken  van  het  kompas.. Maar  allengs  
 maken  regen  en  onweder,  stilten  en  flauwe  koelten,  voor  de re-  
 gelmatige  werking  van  den  oostenwind en de gestadige afwisseling  
 van  land-  en  zeewind  plaats.  Zoo wordt het Mei en de oostmoeson  
 staat  door. 
 Wp  hoorden  in  het  voorafgaande  reeds  herhaaldelijk van landen  
 zeewinden.  Ook  deze  moeten  wij  nader  leeren  kennen.  De  
 regelmatige  afwisseling  van  land-  en  zeewind,  die  men  overal in  
 de  warme  gewesten  in  de  nabijheid  der kusten waarneemt, en die 
 men,  niet  onaardig,  met  het  ademhalingsproces bij  de organische  
 wezens  vergeleken  heeft,  schijnt  ook  al  hären  voornamen  grond  
 te  hebben  in  het  verschil  in  warmteopnemend vermögen van land  
 en  zee.  Het  land  dat  in  warmte-capaciteit  zeer aanmerkelijk voor  
 het  water  onderdoet,  wordt  veel  spoediger  door de keerkringszon  
 verwarmd;  de  teruggekaatste  stralen  verdünnen  den  dampkring  
 die  er  over  zweeft,  en  een  luchtstroom  snelt  uit  zee  aan  om  
 het  evenwicht  te  herstellen.  Te Batavia wordt de zeewind gewoon-  
 lijk  des morgens  omstreeks  10  ure  merkbaar. Hij waait er uit den  
 aard  der  zaak  uit  het  noorden, • doch  heeft  in  het  droge  jaarge-  
 tijde  eene  noordoostelijke,  in  het  natte  eene  noordwestelijke rich-  
 ting,  en  kenmerkt  zieh  daardoor  als  eene  hloote  wijziging  van  
 den  passaat  of moeson,  die  naar  het  land  getrokken  wordt.  De  
 zee,  die  zooveel  langzamer  dan  het  land  verwarmd  wordt, is  in  
 dezelfde  verhouding  träger  om  de  wärmte  weder  af  te  geven  of  
 uit  te  stralen.  De  dampkring  boven  het land wordt dus des nachts  
 veel  spoediger  afgekoeld,  en  nu  lokt  de  wärmere  en  ijlere  lucht  
 die  boven  de  zee  zweeft,  op hare beurt den  dichteren luchtstroom  
 van  het  land  en  de  bergen  tot  zieh.  In  de  Java-zee  waait  de  
 landwind  uit  het  zuiden  en  hij  is  e r,  althans  in  het  natte  jaar-  
 getijde,  een  bepaalde  verstoorder  van  den  moeson,  dien  hij  dan  
 echter  nu  eens  slechts  tot  op  kleinen  afstand,  dan  eens  in  het  
 geheel  niet  van  de  kust  kan  terugdringen.  Trouwens  gedurende  
 den  regentijd  zijn  de  temperatuurverschillen  van  land  en  zee ook  
 minder  merkbaar,  daar  het  wolkenfloers  de  zonnestralen  onder-  
 schept.  Het  is  dus  natuurlijk  dat  te  Batavia  alleen  in  het  droge  
 seizoen  de  landwind  regelmatig  met  den  zeewind  beurt  houdt,  
 en  dat  men  in  den  regentijd  in  de  Java-zee  niet  op  landwinden  
 mag  rekenen.  In  het  tijdperk  der  regelmatige  afwisseling  bereikt  
 de  zeewind  te  Batavia  zijne  hoogste  kracht  omstreeks  twee  tot  
 drie  ure  na  den  middag  en  houdt  tegen  zes  ure  geheel  op.  
 Dan  volgt  een- tijd  van  stilte,  die  zieh  met  de  kenteringen  tus-  
 schen  de moesons  vergelijken  laat.  Doch  naarmäte  de  dampkring  
 afkoelt,  stroomt  de  koudere  berglucht  toe  en  breekt  de  landwind  
 door,  die  nog  lang  nä  het  opgaan  der  zon  met  zijn  fris-  
 schen  adern  lust  en  leven  verspreidt,  om  eerst  tegen  acht  of 
 2