
 
        
         
		Op  den  Semeroe  volgt  in  hoogte  de Slamat, die in Midden-Java  
 op  de  grens  van  Tagal en Banjoemas  is  gelegen  en  10914 voeten  
 hoog  is;  daarna  de  Bawoen,  die  in  den  Oosthoek  op  de  grens  
 van  Bezoeki  en  Banjoewangi  vernjst,  indien  althans zijn hoogste  
 spits  terecht  door  Melvill  en  Smits  op  10700  ä  10800  voeten  
 wordt  gesteld; want  volgens  de  meting  van  Junghuhn  zouhij  
 behooren  tot de bergen die slechts tusschen de negen en tienduizend  
 voet  hoog zijn.  Hoe het  zij,  wanneer  nog  zijn  kraterrand  met af-  
 wisselende rijzing en dalingyier a zes  honderd voetboven den water-  
 spiegel  uitsteekt,  zal  zijn  krater  zelf  in  een  meer  zijn  herscha-  
 pen, dat bij  een  diepte  van een  paar duizend  voet  de  breedte van  
 eemge  palen  heeft.  De vierde berg in hoogte  is de Ardjoenä, op  de  
 grens  van  Soerabaja  en  Pasoeroean;  hij  bestaat  uit  verscheiden  
 toppen  die  eene  rij  vormen  van  het  west-noordwesten  naar  het  
 oost-zuidoosten.  Yan  deze toppen  reikt  de  hoogste  de Widodaren  
 tot  10612  voet;  maar  ook  de  Waliran  zal  zieh  bij  eene  daling  
 des  lands  van  tienduizend  voet,  naar  Zollingers  meting,  nog  58  
 voet  boven  de  zee  verheffen,  ofschoon  hij  volgens  deopgavevan  
 anderen  daaronder bedolven  zou blijven.  De Soembing, op de grens  
 van  Kadoe  en  Bagelen,  stijgt  bijna  zoo  hoog  als  de  Widodaren,  
 t.  w.  tot 10600;  zijn  tweelingbroeder  de  Sendärä  zal, volgens  de  
 metmg  van  de  Lange,  nog  18  voet  boven  het  watervlak  uitsteken, 
   maar volgens  andere  schattingen  daar  beneden  blijven.  Ein-  
 delijk zal ook nog de Lawoe, op de grens van Soerakarta en Madioen,  
 zieh  met  zijne  fijne  hoogste  spits  omstreeks  300  voet  boven  
 dat  vlak  verheffen.  Yan  al  deze  Vulkanen  zijn  het  alleen  de  
 hoogste,  door  kraters  doorboorde  toppen  die  boven  het  water  
 zullen  uitsteken.  Zij  zullen  zieh’ vertoonen  als  kringvormige  
 of  halfkringvormige,  naar  binnen  steil  afvallende,  naar  buiten  
 onder  een  hoek  van  25»  a  40»  afdalende  muren.  De  straalvor-  
 mig  benedenwaarts  afloopende  kloven,  waarmede  de  helling  der  
 vulkanen veelal doorgroefd is, zullen eerst beneden den waterspiegel  
 aanvangen,  en  de  kring  dien  het  water  om  de  al  zeer  weinig  
 massieve  bergtoppen  beschnjft,  zal  schier  volkomen  rondwezen. 
 Dezelfde  opmerHngen  zijn  ook  toepasselijk  op  de  toppen  der  
 bergen  die,  daar  zij  eene  hoogte  van  tusschen  de negen- en tienduizend  
 voet  bereiken,  boven  den  waterspiegel  zullen uitsteken,  
 wanneer  wij  het  land  in  gedachten  1000  voet  hooger  laten  op-  
 komen.  Zij  zijn  de  Merbaboe,  9924  voet  hoog,  met  zijwaarts  
 geopenden  krater,  gelegen  op  het punt waar Kadoe en Soerakarta  
 samenkomen;  de Tjerme, 9695 voet hoog, in het midden der residen-  
 tie  Tjeribon;  de Mandelawangi,  op  de  grens van Buitenzorg en  de  
 Preanger,  een  nieuwe  uitbarstingskegel  die  zieh  tot  de  hoogte  
 van  9630  voet  heeft  opgeheven  uit  den  krater  van  denPangge-  
 rango,  welke  berg  zelf  eenige  honderd voeten beneden het zeevlak  
 blijven  zal;  de  tweelingbroeder  van  den  Pangerango,  de  Gede,  
 Wiens  hoogste  halfkringvormige  massa  zieh  550  voet  boven  het  
 water  zal  verheffen,  terwijl  ook  nog  meer  zuidwaarts  de  kraterwand  
 van  den ouderen vulkaan, die den tegenwoordigen vuurmond  
 van  den Gede heeft omhoog gedreven, althans gedeeltehjk zal zicht-  
 baar  zijn;  de  Argäpoerä  of  hoogste, zieh tot 9527 voet verheffende  
 top  van  het  Jang-gebergte,  in  Bezoeki  nabij  de  grens  van  
 Probolinggo  gelegen;  de  ten  zuiden met den Merbaboe samenhangende  
 en  zieh  tot  over  de  noordelijke  punt  van  Jogjakarta  ver-  
 breidende  Merapi,  die,  volgens  de  meting  van  van  Asperen,  op  
 9182  voet  geschat  wordt,  o f s c h o o n   hij volgens Junghuhn’s meting  
 de  9000  voet  niet  volkomen  bereiken  zou;  en  emdelijk  de  op  de  
 grens  tusschen  Kediri  en  Pasoeroean gelegen Kawi, wiens hoogste  
 top,  de  Boedak,  zieh  omstreeks  110  voet  boven  het  watervlak  
 verheffen  zal. 
 Wij  willen  thans  in  onze  verbeelding Java zooveel laten rijzen,  
 dat  de  zee  het  slechts  tot  eene  hoogte  van  zesduizend  voet  be-  
 dekt.  Ook  dan  nog  zal  niets  zichtbaar  zijn  van  zijne lange bergkammen, 
   zijne  hooge  centraalvlakten en de verbindingsruggen  der 
 kegelbergen;  ook  dan  nog  zullen-, met zeer enkele uitzonderingen, 
 slechts vulkanische kegels op verren afstand van elkander in den wijden  
 oceaan  verstrooid  liggen,  terwijl  zelfs  sommige vulkanen nog 
 onder  den  waterspiegel bedolven zullen blijven. Yan geheel Bantam 
 zal nog niets te bespeuren zijn; want de hoogste berg dier residentie, 
 de Karang, schijnt door Melvill van Carnbee, die zijne hoogte op 6052 
 voet stelt, eenige honderden voeten te hoog geschat te zijn. De eerste 
 berg,  die,  als  wij van het westen naar het oostengaan,tevoorschijn 
 5