
 
        
         
		in  handen  der  Europeanen  en  vreemde  Oosterlingen.  De  klein-  
 handel  op  de  pasars  geeft  echter  veel  vertier,  vooral  sedert  de  
 belemmeringen  zijn  weggenomen,  die  vroeger  de  pasarpacht  
 daaraan  in  den  weg  legde.  Een  bijzondere  handelsgeest schijnt op  
 Java  de  bewoners  van  Koedoes  in  de  residentie  Djapara  te  on-  
 derscheiden.  Zij  verspreiden  zieh  over  een  groot  deel  des eilands  
 om  handel  te  drijven,  maar  keeren steeds terug naar hunne woon-  
 plaats,  waar eene welvaart, rijkdom en weelde  heerschen, waarvan  
 Java  niet  licht  een  tweede  voorbeeld  zal  aanbieden. 
 ZEYENDE  HOOFDSTUK. 
 Huiselijk  en  maatschappelijk  leven. 
 Denken  wij  ons  een  vreemdeling  op  Java  die  er  voorheteerst  
 van  eene  hoogte  een  uitgestrekt  landschap,  zelfs  in  een  goed  
 bebouwd  en  dicht  bevolkt  gedeelte  des  eilands,  gadeslaat,  hij  zal  
 zieh  aan  ons  voordoen  met  de  vraag  op  de  lippen,  waar  toch  
 de  dorpen  te  vinden  zijn  die  den  inlander  tot  woonplaats  ver-  
 strekken.  Yan  huizen  of  torens  is  nergens  een  spoor  te  vinden;  
 slechts  boschjes  met  dicht  loofgewelf  liggen  tusschen  de  bouw-  
 landen verstrooid.  Maar in die boschjes zijn de woningen verscholen.  
 Een  woud  van  palmen  en  andere  vruchtboomen,  in groepen ver-  
 deeld  en  als  het  ware  een  eiland  vormende  te  midden der zee van  
 sawahs  die  het  omgeeft,  —  ziedaar  het  tooneel dat een Javaansch  
 dorp  op  een  afstand  aan  de  blikken  van  den  beschouwer  biedt. 
 Deze  dorpen  worden  door  de  Europeanen  in  het  algemeen  
 met  den  naam  dessa  genoemd.  Het  is  het  laag-Javaansche  desä,  
 waarvoor  de  hooge  taal  doesoen  zegt.  Ten  onregte  wordt  echter  
 dit  uit  het  Sanskriet  stammende  woord  ook  op  de  Soendasche  
 gewesten  toegepast.  Hier  heet  eene  verzameling  van  woningen  
 eigenlijk  lemboer,  maar  wordt  zij  dikwijls  ook  door de inlanders  
 zelven  met  den  Maleischen  naam  kampong genoemd.  Een lemboer 
 vormt  evenwel  niet  even  als  de  dessa  een  zelfstandige gemeente.  
 ledere  dessa  heeft  haar  eigen  dorpshoofd;  in  de  Soendalanden  
 vormen  meerdere  lemboers  of  kampongs  eene  kaloerahan,  d.  i.  
 eene  gemeente  aan  wier  hoofd  een  loerah  staat.  Een kaloerahan  
 heeft  eenige  overeenkomst  methetgeen  men in Friesland van ouds  
 eene  grietenij  placht  te  noemen,  een  district  dat meerdere dorpen  
 omvatte,  maar  die  gezamenlijk  slechts  een  gemeentehoofd,  den  
 grietman,.  hadden.  Deze  inrichting  bestaat,  gelijk  men weet, nog  
 in  die  provincie,  ofschoon  men  thans  ook  den  grietman  „burge-  
 meester“  noemt.  Zelden  gebeurt  het  dat  een  kaloerahan  uit  een  
 enkele  lemboer  bestaat;  want  de  lemboers  zijn  doorgaans  zeer  
 klein, en bevatten slechts een twintigtal huisgezinnen.  Daarentegen  
 komen  in  eigenlijk  Java  wel  eens  dessa’s  voor  die  van  honderd  
 tot  duizend  huisgezinnen  teilen ').  Zeer  groote  dessa’s  behooren  
 echter  tot  de  uitzonderingen,  omdat  de  dessa  steeds  de  neiging  
 heeft  om  zieh  bjj  toeneming  der  bevolking  te  splitsen.  Wanneer  
 nieuwe ontginningen noodzakelijk worden, en de daarvoor gebruikte  
 velden  te  ver  van  de  kom  der  gemeente  verwijderd  zijn,  zendt  
 de  dessa  eene  volkplandng  u it,  die  aanvankelijk, onder den naam  
 van  doekoeh,  dien  men  met  gehücht  of  buurt  zou  kunnen  
 vertaten,  met  de  moeder-dessa  een  geheel  blijft  uitmaken,  maar  
 niet  zelden,  wanneer  het  aantal  gezinnen  tot  omstreeks  een  
 twintigtal  is  aangewassen,  zieh  tot  een  afzonderlijke dessa vormt,  
 en  öf  een  eigen  dorpshoofd  kiest,  öf  zieh,  met  terzijdestelling  
 van  haar  recht  van  vrije  keuze,  zulk  een  hoofd  laat  opdringen  
 door  den  Regent,  die  doorgaans,  met  het oog op den invloed dien  
 hij  wenscht  te  oefenen,  liefst  dorpshoofden  onder  zieh  heeft  die  
 aan  hem  hunne  plaats  in  de  maatschappij verschuldigd zjjn.  Even  
 zulk  een  uitzwerming  der  bevolking,  en om dezelfde reden, heeft  
 natuurlijk  ook  vaak  in  de  lemboers  der  Soendalanden  plaats,  
 maar de beirekking der dus ontstane gehuchten, hier veelalbabakan  
 genoemd,  tot  de  kaloerahan  waartoe  ookhetmoederdorpbehoort,  
 wordt  niet  zoo  gemakkelijk  verbroken.  Hoe  klein  over het geheel  
 het  aantal  huisgezinnen  is  dat  een  dessa  of  lemboer  uitmaakt,  
 kan men  ook  daaruit besluiten, dat het aantal dessa’s en kampongs  
 *)  T.  v.  N.  I.  1853.  I I .   467.