
 
        
         
		van  de  palen  niet  op  neuten  staan,  maar  in  gaten  in  den grond  
 zijn  bevestigd;  de  omab  gedong,  of  huizen  van  gebakken steen,  
 die  men  gewoonlijk  in  dp  Chineesche  kampongs  aantreft,. maar  
 zeer  zelden  in  die  door  Javanen  bewoond,  enz. 
 In  de  Soendalanden,  waar  de  bevolking  minder  dicht  en  het  
 bouwmateriaal  overvloediger  is,  zijn  de  woningen  veelal  grooter  
 en  ruimer  en  is  dikwijls  het  gebinte  van  hout;  doch  in  de  echt  
 Jav'aansche  woningen  zijn  in  den  regel  zoowel  de  wanden  als  
 de  beschotten  voor  inwendige  verdeeling  alleen  van  gespleten  
 en  daarna  geplette  en  gevlochten  bamboe  of  uit  naast  elkaär  
 geplaatste  bamboehalmen  gebouwd.  Maar  zelfs ook voor de bedek-  
 king  wordt  in  sommige  gevallen  bamboe  gebezigd,  hetzij  in den  
 vorm  van  sirap  of  van  talahab  ').  Sirap  beteekent  in  het  alge-  
 meen  een  soort  van  pannen  uit  platte  stukjes  hout  bestaande,  
 maar  die  ook  vaak  van  bamboe  worden  vervaardigd.  De talahab  
 zijn  eens  gekloofde  bamboeleden,  waarvan  eerst  eene  laag  met  
 de  holle  zijde  naar  boven  op  het  dakgeraamte  wordt  gelegd,  
 terwijl  daarna  de  voegen  door  een  tweede  laag met de bolle zijde  
 naar  boven  bedekt  worden.  Yooral  in  bergstreken,  waar  vaak  
 zware  regens  vallen,  wordt  van  deze bedekking gebruik gemaakt.  
 Het  bamboe  dat  den  Javaan  ook  een  goed  deel  van  zijn  huis-  
 raad  verschaft,  verdient  inderdaad  als  bouwmateriaal  al  den  lof  
 dien  Wallace  er  aan  heeft  toegezwaaid',  toen  hij  „de  kracht,  
 lichtheid,  gladheid, rechtheid, rondheid en holheid der bamboezen,  
 het  gemak  en  de  regelmatigheid  waarmede  zij  kunnen  gespleten  
 worden,  de  eindelooze  verseheidenheid  in grootte,  deafwisselende  
 lengte  der  leden,  de  geringe  moeite  waarmede  zij  gesneden  en  
 met  gaten  doorboord  kunnen  worden,  de  uitwendige  hardheid,  
 de  afwezigheid  van  allen  bepaalden  smaak  en  reu k ,  haar groote  
 overvloed  en  de  snelheid  van  hären wasdom en hare vermenigvul-  
 diging  ,  roemde  als  een  samenloop  van  eigenschappen  die  haar  
 geschikt  maken  voor  honderden  doeleinden,  waaraan ieder ander 
 •)  Dit  laatste  woord  is  Soendaasch,  en  de  zaak  komt  misschien  ook  alleen  in  
 de  Soendalanden  voor.  Junghuhn  en,  in  navolging  van  hem,  de  Holländer  schrijven  
 verkeerdelijk  talapap. 
 materiaal  slechts  met  oneindig  meer  arbeid  kan  worden  dienstbaar  
 gemaakt'). 
 De  gewone  Javaansche  huizen  ontvangen  geen  ander licht dan  
 door  de  deur,  ofschoon  het  gemakkelijk  zou  zijn  er  meer  licht  
 in  te  brengen  door  de  bamboe  hier  en  daar  met  open  ruiten  te  
 vlechten.  Doch  men  voelt  daaraan  geen  behoefte  onder  eene bevolking  
 die  al  hare  bezigheden  in  de  open  lucht  verricht,  en  in  
 hare  woning  slechts  een  schuilplaats  zoekt  voor  de  brandende  
 middaghitte.  Bovendien  bevindt  zieh  altijd  voör  het  huis  eene  
 open  veranda,  waar  de  vrouwen  spinnen,  weven  en  anderen  
 huiselijken  arbeid  verrichten,  en  waarin  zij  door  een  op  palen  
 rustend  uitstek  van  het  dak  tegen  de  loodrechte  zonnestralen  
 beschut  zijn.  Het  huis  zelf  is  gewoonlijk  in  twee  vertrekken  
 verdeeld,  waarvan  het  eene  voor  de  hoofden  des  gezins,  het  
 andere  voor  de  kinderen  bestemd  i s ;  dikwijls  is  er  onder  een  
 afzonderlijk  afdak  een  kleine  keuken  of  stookplaats  (pawon)  bij-  
 gebouwd.  De  waarde  die  het  geheele  huis  aan  materiaal  en  ar-  
 beidsloön  vertegenwoordigt,  werd  door  Itaffles  op  drie  tot  zes  
 gülden  geschat,  maar  zal  thans  minstens  het  duhbel  dier  som  
 bedragen.  Maar  deze  eenvoudige  woningen  voldoen  geheel  aan  
 hetgeen  de  niet  minder  eenvoudige  bewoner  er  van  verlangt;  en  
 overtreffen,  volgens  het  oordeel  van denzelfden Engelschen schrij -  
 ver,  zelfs  in  de  ongunstigste  gevallen,  in  goede en gemakkelijke  
 inrichting  aanmerkelijk  die,  welke  gemeenljjk  den armen Hindoe  
 ten  deel  vallen 2). 
 In  het huisraad van den Javaanschen  landman zal men natuurlijk  
 ook  geen  weelde  verwachten.  De  slaapplaats  (patoeron Ng., pati-  
 leman  Kr.)  is  meestal  een  weinig  boven  den  vloer  verheven,  en  
 er  is  een  tikar  of  mat  over  gespreid,  waarop  de  Javaan  zieh  
 nederlegt,  terwijl  zijn  hoofd  op  een  bantal  of met  kapokgevuld  
 küssen  rust.  Yan  ebne  soort  van hemel hangt doorgaans, bij wijze  
 van  gordijn  of  behangsei,  een  stukbont  katoen van eigen weefsel  
 af.  Niet  licht  onthreekt  voorts  de  amhen  of  bale-hale,  de breede 
 Wallace,  Insulinde,  I.  129.  
 2)  Itaffles,  Jav a ,  I.  89.