
 
        
         
		Yan  de  overige  waren  ingenomen:  
 door  de  Gouvernementscultures. . . . . . . . .   39,884  bouws. 
 en  door  de  teelt  van  andere gewassen.  .  . . .   342,978  „ 
 terwijl  onbeplant  bleven.........................  486,060  „ 
 Totaal  3,005,679  bouws. 
 Daarentegen  waren  van  de  met  levend  water  besproeide  sa-  
 wah’s  78,116  en  van  de  van  regen  afhankelijke  2,885, tezamen  
 81,001  bouws,  na  den  rijstoogst  op  nieuw  met  padi  beplant,  
 zoodat  men  bij  de  berekening  der  opbrengst  per  bouw een totaal  
 van  2,217,758  bouws  moet  ten  grondslag  leggen.  De  gezamen-  
 lijke  productie  bedroeg  47,353,285  pikols  padi  '), waarbij echter  
 moet  worden  in  aanmerking  genomen,  dat  113,288  bouws,  ten  
 gevolge  van  bandjirs  (overstroomingen)  en  van  den  aschregen  
 die  de  uitbarsting  van  den  Merapi  in  April  vergezelde,  geheel  
 mislukten.  De  gemiddelde  productie  per  bouw  was 21.35  pikols,  
 doch  stijgt  als men  alleen  de geslaagde velden in rekening brengt ,  
 tot  22.5  pikols.  Hoezeer  evenwel,  ’t zij  de  geschiktheid van  den  
 bodem ,  ’t zij  de  vlijt of  de  verständige handelwijze der bevolking,  
 ’t  zij  plaatselijke  omstandigheden,  ’t  zij  eindelijk de nauwkeurig-  
 heid  deropgaven  versehillen,  blijkt  daaruit,  dat  de  staten  aan  
 sommige  residentiën  meer  dan  het  dubbel,  aan  andere  minder  
 dan  de  helft  der  gemiddelde  productie  toekennen.  De  hoogste  
 opbrengst gaven Pasoeroean met 49.2  en  Banjoewangi met  46.14,  
 de  laagste  Rembang  met  9.23,  Djapara met 10.02 en Pekàlongan  
 met  11.79 pikols per bouw.  In sommige streken ontstond vrees voor  
 gebrek of althans voor buiterigewone prijzen, zoo zelfs  dat buitenge-  
 wonehulp  derRegeering  vereischt  werd,  terwijl  in  andere  meer  
 dan gewone overvloed heerschte.  De gansche gewonnen hoeveelheid  
 moest het hoofdvoedsel verschaffen aan  13,864,173 zielen 2),  uitma-  
 kende  2,940,467  huisgezipnen,  waarvan  2,186,680  zieh  aan  den  
 landbouw wijdden, en  1,804,906 in het hezit van eigen veldenwaren. 
 0  Het  verslag  uver  1872  vermeldt  nog de  productie  van  een  deel der particulière landen  
 ten  bedrage  van  bijna  twee  millioen  pikols,  maar  die  onvolledige  cijfers  zijn  ons  
 van  geen  nut  om  tot  eene  begrooting ¡der  geheele  opbrengst  van  Java  te  géraken. 
 ")  Het  versebil  tusschen  dit  cijfer  en  het  totaalcijfer  der  bevolking  (bl.  261)  geeft  
 dus  het  cijfer  der  bevolking  van  de  particulière  en  Vorstenlanden,  ten  bedrage  van  
 3,427,027. 
 De  cijfers  voor  1873  zijn  in  meer  dan  een  opzicht  günstiger.  
 Er waren,  de  tweede  aanplant  medegerekend,  2,345,434  houws  
 met  padi  beplant.  Op  met  levend  water  besproeide  sawah’s  be-  
 sloeg  de  eerste  aanplant  1,321,933,  de  tweede  aanpiant  van padi  
 135,042  bouws,  terwijl  van  alle  van  den  regen  afhankelijke  
 velden  te  zamen 881,358  bouws een  eersten,  7,101  een  tweeden  
 aanplant  van  padi  ontvingen.  De  oogst leverde 52,244,530 pikols,  
 of  gemiddeld  22.27,  en  wanneer  de  niet  geslaagde  velden  worden  
 afgetrokken,  22.95  pikols  per  bouw.  Pasoeroean  had  weder  
 de  hoogste  productie,  nam.  51.09,  en  Rembang  en  Krawang  
 hadden  de  laagste,  nam.  13.75  en  12.71  pikols  per  bouw.  Ook  
 wanneer  wij  aannemen  dat  de  bevolking  de  gewone  vermeerde-  
 ring  ondergaan  heeft,  die  wij  in  de  residenties  waarover  de  sta-  
 tistiek  loopt,  op  omstreeks300,000  zielen  kunnen  schatten,  is  de  
 productie  per  hoofd,  die  het  vorig jaar  iets  beneden  3.5  pikols  
 bleef,  tot  een  weinig  böven  dat  bedrag  gestegen. 
 Er  doen  zieh  hier  nu  hoofdzakelijk  twee,vragen  voor:  voor-  
 eerst  of  de  rijstproductie  voldoende  is  voor  de  voeding  der  bevolking; 
   ten  andere  of zij  in  behoorlijke  evenredigheid  staat  tot  
 de  uitgestrektheid  der  gronden  voor  den  aanplant  gebezigd,  en  
 van  den  tijd  en  de  krachten  daaraan  ten koste gelegd.  Nemen wij  
 aan  dat  Java  gemiddeld  3.5  pikol  per  persoon  aan padi oplevert,  
 dan  moeten  wij niet  uit  het  oog verliezen, dat de gewichtsvermin-  
 dering  bij  het  pellen  minstens  46  percent  bedraagt,  zoodat  3  
 pikols  ten  50  katti’s  padi  slechts  1  pikol  en  89  katti’s  bras  
 opleveren.  De.  enkele  pelmolens  die  in  de  Preanger [ gevonden  
 worden,  maar  in  een  staat  van  verval  verkeeren,  hebben  hierop  
 geen  noemenswaardigen  invloed.  De  Javaan  heeft  dus  per  hoofd  
 ruim  een  half  katti  rijst  daags  om  te  voorzien  in  de  behoefte  
 die  bij  ons  voor  de massa’s  door brood  en  aardappelen  te  zamen  
 vervuld  wordt.  De  voedende  hoedanigheid  van  rijst  staat  daarbij  
 niet  alleen  ver  beneden  die  van  brood,  maar  zelfs  beneden  die  
 van  aardappelen,  en  men.  zou  dus  tot  de  conclusie  komen  dat  
 de  Javaan,  zoowel  wat  hoeveelheid  als  hoedanigheid  hetreft,  
 allerellendigst  gevoed  wordt.  Ik  moet  echter  opmerken  dat  de  
 waarde  dezer  conclusie  niet  groot  i s ,  zoolang  wij  niet  nauwkeu- 
 34