
 
        
         
		der  temperatuur  en  de  te  groote  vochtigheid der lucht. Wel heeft  
 men  getracht  aan  de  zijdewormen,  door  ze  tijdelijk  naar  hooge  
 bergtoppen  te  verplaatsen,  een  kunstmatigen  winter  te verschaffen; 
   doch  deze  maatregel  is  ongenoegzaam  geweest  om  de  ver-  
 bastering  van  het  insect  en  het  gedurig  kleiner  worden  der  
 cocons, als  een  gevolg  van  de  te  snelle  opvolging  der  generaties|  
 op  den  duur  te  voorkomen.  Indien  deze  opmerkingen  steek  
 houden,  is  van  de  eultuur  der  gewone  en  andere  uit  meer  
 gematigde  luchtstreken  op  Java  ingevoerde zjjdewormen ongetwij-  
 feld  niet  veel  te  verwachten;  het  schijnt  echter mogelijk dat men  
 later  nög  eens  tot  proeven  met  Saturnia  Atlas  en  Cynthia,  of  
 ook  met  andere  nog  niet  beproefde  soorten,  zooals  Arrhindia,  
 Mylitta  en  Katinka  terugkeert,  die,  daar  zij  in  het  tropischkli-  
 maat  te  huis  behooren,  althans  aan  het  genoemde  bezwaar  niet  
 onderhevig  zullen  zijn. 
 Onder  de  rechtvleugelige  insecten  of  Orthopteren  van  Java  
 komen  vele  om  hare  schadelijke  eigenschappen  en  andere  om  
 hare  zonderlinge  vormen  merkwaardige  soorten  voor.  Tot  de  
 cursoria  behooren  de  algemeen  verafschuwde  kakkerlakken  
 (Periplaneta  orientalis),  door  de  inlanders  tjetjoengok  genoemd,  
 die  zieh  naar  men meent  van uit het oosten  sehier  over de  geheele  
 wereld  verhreid  hehhen,  en  in  de  keukens,  kelders  en  provisie-  
 kamers  huisvesten;  tot  de  gressoria,  de  zonderling  gevormde  
 mantidae  en  phasmidae,  in  het algemeen onder den naam van spoken  
 hekend, en ten deele, wegens hunne bedriegelijke overeenkomst  
 met  groene of dorre  boombladeren en kleine  twij gen,  „wandelende  
 bladeren“  en  „wandelende  takken“  genoemd;  tot  de  saltatoria  
 verhazend  vele soorten van sprinkhanen, in allerlei verscheidenheid  
 van  kleuren  en  vormen,  die  velden  en  tuinen  en  kampongs  in  
 ontelbare  menigte  bewonen,  en  vaak  groote  schade  in  de  plant-  
 soenen aanrichten.  Onder de wandelende bladen zijn onderscheidene  
 soorten,  zooals  de  groene  Mantis  laticollis  en  de  bruine  Dero-  
 platys  desiccata,  lang  niet  zeldzaam  in  de  oorspronkelijke wouden  
 der  eerste  zone,  vooral  in  de  kreupelboschjes  aan  hunnen  zoom.  
 Inzonderheid  de  groene  soorten  vallen  echter,  wanneer  ze  zieh  
 tussehen het  loof  verschuilen,  door vorm  en  kleur  zoo  weinig  in 
 het  oog,  dat  zij  zelden  worden  opgemerkt.  Ook  bij  de phasmidae  
 van  het  geslacht  Phyllium  is  die  overeenkomst met boombladeren  
 zeer  sterk,  vooral  bij  de  mede  op Java voorkomende, fraaie, hel-  
 dergroene  soort  Phyllium  pulchrifolium.  Zonder  twijfel  mögen  
 deze  overeenkomsten  tot  de beschermende  nahootsingen  gerekend  
 worden. Yermoedelijk hebhen zij aanleiding gegeven tot het sprookje,  
 dat  op  Java  de  bladeren  van  zekere  boomen zieh tot  groene  wa-  
 langs  ontwikkelen,  bij  welke  metamorphose  de  middelnerf  van  
 het  blad  in  het  lichaam  met  den  kop,  de zijnerven in de vleugels  
 en  pooten  van  het  insect  overgaan.  Dat  de  Javanen  zoo  iets ver-  
 halen,  is  sterk,  maar  dat  een  Europeesch  reiziger,  deheerBud-  
 dingh,  dit  niet  alleen gelooft, maar zelfs meent aan een boomtakje,  
 dat  hij  had  afgeplukt,  de verschillende phasen der walang-vorming  
 duidelijk  te  hehben  kunnen  onderscheiden,  is  nog  veel  sterker.  
 Jammer  dat  de  ontwikkeling  door  het  afplukken  van  het  takje  
 gestoord  was,  en  dus  de  walangs,  ofschoon  men  reeds  de  plaats  
 kon  zien  waar  de  oogen  van  sommigen  zieh  vormen wilden, toch  
 niet  werkelijk te  voorschijn  kwamen,  maar hieven in den toestand  
 waarin  zij  zieh  bij  het  afplukken  bevonden,  totdat  de  bladeren  
 tot  verrotting  overgingen. 
 Wat  de  sprinkhanen  hetreft  is  de  Fauna  van  Java  bijzonder  
 rijk;  de  locustieden  zijn  alleen  reeds  door  meer  dan  50  soorten  
 vertegenwoordigd.  Yele  zonderling  gevormde  gryllidae  (de  groep  
 waartoe  onze  schoorsteenkrekel  en  onze  veenmol  behooren)  doen  
 des  avonds  het  luid  gegons  hooren  dat  zij  door hare vlucht voort-  
 brengen,  of  het  piepend  geluid  dat  door  het  tegen  elkander  
 schüren  van  de  dekschilden  der  vleugels  wordt  veroorzaakt.  
 Tot  deze  groep  hehoort  ook  eene  soort  van  krekels,  door  de  
 Javanen  djangkrik  genoemd,  die  tot  de  schadelijke  insecten  
 gerekend  worden.  De  inlanders,  die  zieh  in  den  onderlingen  
 strijd  van  zoogdieren, vogels  en  visschen  verlustigen,  hehben  ook  
 deze  kleine  diertjes  aan  een  wreed  vermaak  weten  dienstbaar  te  
 maken.  De mannelijke  djangkriks,  die  alleen  voor  deze gevechten  
 worden  gehezigd,  worden  gedurende  24  uren  nadat  zij  gevangen  
 zijn,  aan  een  om  het  midden  van  het  lichaam  geknoopten  draad  
 horizontaal  opgehangen,  en  daarna  door  het  houden  onder  water 
 13