
dacht der staathuishoudkundigen te trekken. Ik zal mij te dezer
plaatse tot eene körte yermelding en overweging van drie bijzon-
derheden bepalen. Zij betreffen: I o. de onderlinge verhouding
der seksen, 2°. de ongeljjkmatige verspreiding der bevolking,
3°. de proportie harer toenéming.
Het eerste punt werd door den heer Bleeker opzettelijk onder-
zocht in een opstel in het Tijdschrift yoor Ked. Ind., Jaarg. 1869 ').
De gegeyens voor dit onderzoek zijn gebrekkig, daar op de bevol-
kingsstaten, in de koloniale verslagen beyat, slechts eene splitsing in
mannen , vrouwen en kinderen wordt aangetroffen, zonder dat
blijkt hoe de laatste rubriek tusschen jongens en meisjes is ver-
deeld. De gegeyens voor zijn onderzoek werden den heer Bleeker
alleen verschaff door Engelhards .volkstelling in het Gouvernement
der Noordoostkust, door de volkstelling van Baffles, door
zijn eigen nasporingen op zijne reis over Java, en door de re-
sultaten der statistieke opneming van Kadoe. Deze op verschiffende
tijden en wijzen ondernomen volkstellingen leveren allen, wat de
verhouding der seksen betreff, in de hoofdzaak hetzelfde resultaat,
hetwelk hierop nederkomt, dat de in Europa te dien aanzien
geldende wet ook op Java van toepassing is. Overwicht van
mannelijke geboorten op vrouweffjke, en desniettegénstaande overwicht
van vrouweffjke individu’s in het algemeen op mannelijke,
door het aanzienffjk grooter getal van huwbare vrouwen dan van
huwbare mannen, wordt ook op Java gevonden. De verhouding
van mannelijke tot vrouweffjke individu’s was volgens de telling
van Engelhard 1 : 1.057, volgens die van Baffles 1 : 1.037,
volgens Bleekers onderzoek over 1845 1 : 1.062, volgens de
statistieke opneming van Kadoe 1 : 1.036 2). Men mag ongetwijfeld
uit de overeenstemming dezer uitkomsten afleiden, dat het feit van
overwicht der vrouweffjke op de mannelijke individu’s boven allen
twijfel vérheven i s , en tevens, dat de vroegere tellingen, ofschoon
*) I I . 364.
2) De verhouding van meisjes tot jongens is, volgens Engelhards telling, I f 1.102,
volgens Bleekers onderzoek over 1845 1 : 1.015, volgens de opneming van Kadoe
1 : 1.057, de verhouding van huwbare mannen tot huwbare vrouwen naar eerstgemelde
telling 1 : 1.211, naar de tweede 1 ; 1.123, naar de laatste 1 : 1.102.
zij in het algemeen een te laag bevolkingscijfer aantoonen, toch
van de verhouding der seksen een tamelijkjuist denkbeeid geven,
en de omissien, waardoor het eindcijfer beneden de werkelijkheid
bleef, de beide seksen in ongeveer dezelfde verhouding betreffen.
De ongelijke verdeeling der bevolking over de verschiffende
deelen van Java is reeds boven ter sprake gekomen, toen wij
de getalsterkte der drie voornaamste volksstammen die Java
bewonen, trachtten te berekenen. Doch het daar gezegde is nog
geheel ongenoegzaam om ons een denkbeeid te geven van de
verbazende densiteit der bevolking die sommige gewesten van
Java onderscheidt. Zieh gründende op de statistiek in het kolo-
niaal verslag over 1867 heeft de heer Bleeker bevonden, dat die
dichtheid, wanneer men Midden-Java alleen neemt tusschen Tje-
ribon en de Preanger ten westen en Bembang en Madioen ten
oosten, 10,322 zielen per vierk. geogr. mijl. bedraagt, en dat, zoo
men zieh bepaalt tot de aan elkander liggende, gezamenlijk de
grootte van het koningrijk Saksen zeer nabijkomende residen-
tien Pekalongan, Bagelen, Kadoe, Samarang en Djapara, de
dichtheidsverhouding tot 13,759 zielen per vierk. mijl stijgt ’). Ik
heb dezelfde berekening gemaakt naar de bevolkingsstaten over
1872, waardoor bleek, dat op het einde van dat jaar de densiteit
der bevolking in het eerstgemelde gebied 12,039 en in het laatst-
gemelde 15,997 zielen per vierk. mijl bedroeg. De residentien
Pekalongan, Bagelen, Kadoe, Samarang en Djapara telden
op eene oppervlakte van 274.5 geogr. mijlen eene bevolking
van 4,391,233 zielen, terwijl het koningrijk Saksen op 1
Dec. 1871, bij eene uitgestrektheid van 271.83' geogr. mijlen,
slechts 2,556,254 bewoners telde 2). Echter behoort Saksen, met
eene bevolkingsdichtheid van 9403 zielen per vierk. geogr. mijl,
tot de dichtst bevolkte gedeelten van Europa.
Het laatste en gewichtigste punt van ons onderzoek, de proportie
waarin Java’s bevolking toeneemt, is aan bijzondere bezwaren on-
derhevig, omdat, zooals reeds meer dan eens werd aangedrongen, de
vroegere tellingen over het algemeen te laag waren, terwijl de latere,
Bijdr. tot de taal- land- en volkenkunde v. N. I . 3c Volgr. IV . 451.
2) Petermann’s Mittheilungen, Ergänz. Bd. V II. n° 33. 10.