ln hoede hadden, welke als schatting door de verschillende pro-
vincies bijeengebracht waren. Yoor iedere provincie was een
miütair korps georganiseerd, waarbij een derde van de mannelijke
volwassenen van het district werd ingelpfd en opgeroepen kon
worden om te dienen.
Nog later, toen de militaire macht overging in de handen van
de Glendji- en Heike-clans, ontstond er eene klasse van Soldaten van
beroep. De leiders en hunne volgelingen leidden hunne zcnen op in
hetzelfde beroep, dat daardoor erfelpk werd; zoo ontwikkelde zieh
het leenstelsel, dat tot in den nieuwsten tijd van kracht bleef.
Mächtige vrijheeren, verschanst in hunne versterkingen in de verschillende
districten van het land, maakten zieh langzamerhand
wederrechteljjk meester van het grondgebied om zieh heen, totdat
zij ten slotte deze districten onder hunne willekeurige heerschappp,
gebracht hadden, ze losmakend van het onmiddellpke toezicht van
het Keizerlijk Hof. De krijgslieden van beroep genoten erfelpke
jaargelden, waren aan hunne meesters verbonden door de wederzpd-
sche betrekking van leenheeren en onderhoorigen, en droegen er
veel toe bp om het feodaalstelsel tot dien hoogen graad van
ontwikkeling te brengen, welken het bereikte ten tijde van het
Tokoegawa-bewind.
Met de Eestauratie en de wederinvoering van het Keizerlijk
régime, hield het stelsel op te bestaan, en werd het vervangen
door moderne plaatselpke bestuursinstellingen, die de misbruiken
door de oude en willekeurige heerschappp van het feodalisme
ontstaan te niet deden. De erfelijke jaargelden van de klasse der
krijgslieden van beroep werden afgekocht door toevlucht te nemen
tot publieke leeningen en de krijgslieden hadden andere bezigheden
te zoeken. De hierdoor openvallende rangen in bet leger werden
aangevuld door mannelijke volwassenen van iedere klasse, door
loting aangewezen.
De opmerkelijkste trek van deze prächtige hervorming was, dat
ze tot stand kwam zonder veel bloedvergieten en andere nationale
rampen, gewoonlpk aan zulke ingrppende veranderingen verbonden,
en het pleit zeer voor de vaderlandsliefde van het geheele volk,
als ook voor den ontzaglijken invloed en de staatswpsheid van het
Keizerlijk Hof.
Aanvankelpk waren in het nieuwe tijdperk bestuurszaken ver-
deeld in zeven départementen, waarvan een de geheele zorg voor
de zaken van land- en zeemacht op zieh nam. Deze afdeeling werd
later bestempeld met den naam van Bureau der Nationale Ver-
dediging; om op hare beurt vervangen te worden door een stelsel
van militaire Oommissarissen, die het toezicht hadden over het
Bureau van Oorlog en Marine; het Bureau van Versterkingen; het
Bureau van Oorlogsschepen ; het Bureau van Wapenen; en het
Bureau van Binnenlandsche Zaken. De Militarne School en het
Milita,ire Hospitaal werden ook aan dit college van Oommissarissen
verbonden. In het tweede jaar van de Eestauratie werd de post
van Oommissaris afgeschaft en het Departement van Land- en
Zeemacht ingesteld, met rechtsmacht over de opleiding van landen
zeemacht, financien en krijgstucht. Een jaar later werd aan dit
Departement een tuighuis verbonden en in het volgendo jaar werden
twee milita,ire garnizoenen georganiseerd, alsook de Militaire Genees-
kundige Dienst. G-edurende dit vierde jaar werd het Departement
onderworpen aan eene grondige herschepping en de grenslpn tusschen
de administratie van de land- en de zeemacht nauwkeurig getrokken.
Volgens deze schikking was het Departement onderverdeeld in secties
voor Leger en Vloot, waarvan de eerste omvatte het Bureau van
Onderwijs, dat van den G-eneeskundigen Dienst bp het leger, Militaire
Gerechtshoven, het Arsenaal en Magazpn, de Bureau’s van den
Staf, de Hoofdkwartieren der „Drie Diensten”, en de drie garnizoenen
Tokio, Osaka en Tsjinsei.
Dit beginsel van afscheiding der twee takken van dienst werd
voltooid in het volgendo jaar, toen de bureau’s van Oorlog en Marine
formeel gescheiden werden en het eerste verdeeld werd in de
bureau’s voor Personeel, Onderwps en Artsen, Arsenaalen Magazpn,
Keizerlijke Lpfwacht en Militaire Gerechtshoven. De school voor
onderofficieren, in dat zelfde jaar opgericht, werd aan het Bureau
van Onderwps verbonden. In het zesde jaar werd het getal garnizoenen
vermeerderd tot zes: die van Tokio, Sendai, Nagoja, Osaka,
Hirosjima en Koemamoto. In het zevende jaar werden de Kemonte-
sectie en de Staf ingesteld, terwpl in het volgendo de Bureau’s van
Tuighuis en Magazijnen vervangen werden door het Centrale Arsenaal
en het Bij-arsenaal. Dit laatste gevestigd in Osaka. In het negende
jaar werd de Artillerie-Eaad georganiseerd en in het elfde jaar werd
de Staf door den Centralen Staf en de Hoofdkwartieren van Inspectie
vervangen.
Deze veranderingen en vorderingen in de legerorganisatie heb ik
in détail meegedeeld ten bewijze van den zeldzaam veerkrachtigen
geest die daarbp voorzat, die het mogelpk maakte dat van jaar
tot jaar zulke hervormingen werden ingevoerd, welke hoe forsch
ook, door de logica der gebeurtenissen schenen geSischt te worden,
zonder bemoeienis van bureaucratische formaliteiten of vooroordeel
tegen verandering.
Gedurende de volgendo twintig jaar werd de Tokio-Gendarmerie
ingevoerd, het Staf-College gesticht en het Koloniaal-Bureau aan