Men moet niet denken dat de godsdienstige kunst verdwenen
was; integendeel, er zjjn veel schilderten van deze soortuit bedoeld
tjjdperk nog in wezen in menigen tempel, en wel hoogst ver-
diensteljjke. Sedert de laatste helft der twaalfde eeuw had Kioto
zjjne beteekenis verloren, omdat van dien tjjd af de werkeljjke
macht om het land te regeeren uit de handen van het Keizerljjk
Gouvernement was overgegaan in het Sjogoenaat-Gouvernement.
Van dien tjjd af tot omstreeks het midden der veertiende eeuw
werd Kamakoera de zetel van het Sjogoenaat-Gouvernement. Dit
tjjdsverloop heet het tjjdperk van Kamakoera. Er waren in deze
Periode vele omstandigheden die den vooruitgang op het gebied
der kunst ongunstig waren — men kan zelfs zeggen dat ze tee-
kenen van verval vertoonde — en toch zjjn er uit dien tjjd veel
kunstgewrochten, zoowel schilder- als beeldhouwwerk. De Dai-
boetsoe van Kamakoera, waarvan boven gewag gemaakt werd,
was zelf een gewrocht van de eerste helft der dertiende eeuw. Het
is een meesterstuk in zjjne soort, en zeer geschikt om te toonen
op welken trap de kunstvaardigheid toen in Japan stond.
Ik mag hier wel eenige weinige woorden tusschenvoegen. De
vooruitgang der beschaving was niet beperkt tot Kioto. Omstreeks
het begin der Kamakoera-periode was er een middelpunt van ver-
fljnde levenswjjze in het Noordeljjk deel van Japan: namelijk in
de provincie Osioe. Daar had een groot feodaal heer zjjne bouw-
werken in zijne residentie, en al hunne omgeving, gemaakt in navol-
ging van Kioto, en uit al wat daar aan oude voorwerpen thans
over is, en ook uit de oude kaart der plaats, kunnen wij zeer
goed oordeelen in welk een bloeienden staat die hoofdstad van het
feodale opperhoofd moet verkeerd hebben vöör ze door de vjjandeljjke
troepen van Joritomo, den eersten Sjogoen, vermeesterd werd.
Op het Kamakoera-tijdperk volgde het Asjikaga-tjjdperk, dat
omstreeks twee en een halve eeuw duurde. Gedurende dien tjjd
was de hoofdzetel der Sjogoens in Kioto, nevens het Keizerljjk Hof
ofschoon er ook eene soort van ondergeschikt Gouvernement in
Kamakoera was. In het eerste gedeelte van deze periode was het
land nog niet rjjp voor algemeenen vooruitgang in kunst, maar
sedert het begin der vjjftiende eeuw strekten de meeste Sjogoens
van het tjjdperk hunne beschermende hand uit over de kunst, inzon-
derheid de sehilderkunst, terwjjl verscheidene onder hen zelf kunste-
naars van niet geringe bekwaamheid waren. Toen was het, dat
Japan veel uitstekende kunstenaars, als Tsjo-densoe, Sioeboen,
Sessioe, Sioegetsoe, Sotan, Masanoboe, Motonoboe, Sesson en veel
anderen voortbracht, kunstenaars wier meesterwerken wjj met trots
aan elke andere natie heden ten dage toonen en wier namen onsterfeljjk
zjjn in onze geschiedboeken. De manier is van allen wel is
waar niet dezelfde, maar alles te zamen genomen vertoonden zjj
onderlinge verwantschap, en verschilden zjj van hunne voorgangers
zeer merkbaar. Hunne kunstrichting was meer gegrond op de beste
idealen van de Thang- en Soeng-dynastieen in China; zjj hadden
onder hunne Chineesehe tjjdgenooten geene mededingers. Men zegt,
dat Sessioe, toen hjj naar China ging om de kunst te bestudeeren,
klaagde dat er geen meester was bjj wien hjj studeeren kon. De
kunst van het Nara-tijdperk en het vroegere gedeelte van het Heian-
tjjdperk onderscheidde zieh door groote soberheid van godsdienstig
gevoel; ze was de belichaming zelve van dien tjjd, en kon nimmer
weder tot een nieuw leven worden opgewekt, evenmin als de kunst
van Rafael of Michel Angelo in Europa kon herleven, en daarom
konden zelfs Sioeboen en Sessioe met hunne voorgangers van die
vroege tijden niet wedjjveren in dat opzicht, maar in hun eigen
tränt stonden zjj zeer hoog, en hunne Schilderjjen zjjn van eene soort
die door de Japanners van later tjjd het meest bewonderd en
gewaardeerd wordt, in zooverre zij de hoogste concepties van fraaie
kunst in hunne gewrochten ■ zonder deze rechtstreeks dienstbaar te
maken aan den godsdienst — omvatten. Tusschen het Asjikaga- en
het Tokoegawa-tijdperk ligt de körte periode van Oda-Tojotomi.
Eenigen tjjd vöör deze periode was het land in beroering ten gevolge
van twisten tusschen verschillende militaire hoofden, welke ten
langen leste beslecht werden, daar het aan de pogingen van Oda
en Tojotomi gelukte de veeten te sussen. Laatstgenoemde, Tojotomi
Hidejosji, die bjj buitenlanders bekend is als Taikosama en de
Japansche Napoleon heet, had een groot aandeel in de herleving
der kunst. Het was aan zijn beschermheerschap te danken, dat
Japan een Jeitokoe en Sanrakoe voortbracht, wier stoutheid van
teekening zelfs door de besten onder de kunstenaars van den Asji-
kaga-tjjd niet overtroffen wordt. De burcht van Foesjimi, door
Hidejosji gebouwd, waar het genie van deze kunstenaars voorname-
ljjk werkzaam was, en waar de bouwkunst van een opmerkelijk
hoogen graad (van volmaaktheid) blijk gaf, werd kort na den dood
van dien grooten held gesiecht, maar de overblljfselen ervan,
benevens eenige andere gewrochten, zjjn nog op verschillende plaat-
sen te vinden; degenen die ze gezien hebben, zjjn de beste rechters
om te waardeeren, hoe de sehilderkunst, zonder tot een conventio-
neelen vorm van zuiver decoratieve kunst verlaagd te worden,
dienstbaar kan gemaakt worden aan versiering.
Na het tjjdperk van Oda-Tojotomi kwam de Tokoegawa-periode,
welke over de 270 jaren, tot aan onzen tjjd geduurd heeft. Het
grootste deel van deze periode genoot volkomen vrede, en hoewel