duidendste vergissing, wanneer ze eenmaal begaan is, goed te
maken. Maar dewÿl ons doel meer gericht is op impressie dan op
fljne uitwerking van détail, zÿn onze schilderÿen gewoonlÿk niet
zoo afgewerkt en mooi gedaan als de schilderyen in olieverf, uit-
gezonderd trouwens in gevallen van oude godsdienstige schilder-
stukken. Yandaar dat er groote gebreken in anatomie en perspectief
op te merken zÿn. De beeidwerken en schilderstukken van Nara
en Heian waren op het stuk van anatomie bewonderenswaardig
ver gevorderd, en het is ten zeerste te betreuren dat de latere
kunst hoe langer hoe meer in dit opzicht gebrekkig is geworden.
Ook in zake van wiskundige proporties, of liever perspectief, zÿn
onze schilderyen zeer gebrekkig. Deze gebreken moeten verbeterd
worden, dat spreekt van zelf. Het zou onnoozel wezen zulke gebreken
te behouden omdat ze in onze manier van schilderen bestaan.
In allen gevalle heeft de kunstenaarswereld van Japan zieh in te
spannen om te gemoet te komen aan de omstandigheden en eischen
des tÿds, en ik heb alle hoop dat de kunstenaar, als hÿ zieh
hiervan goed doordrongen heeft, zoodat hÿ zieh eene wäre voor-
stelling vormt van wat hem dienstig is, veel beter af zal wezen,
doch tot zoolang moet men iets toegeven en verontschuldigen. In
dit opzicht moet het streven van het nieuwe tÿdperk eer met
Sympathie begroet dan aangevochten worden.
Sedert ongeveer vijf-en-twintig jaren zijn er allerlei kunsttentoon-
stellingen — voornamelÿk natuurlÿk van schilderÿen — in Tokio
gehouden, alsook in provinciesteden, in jaarlÿks toenemend aan-
tal. Er zÿn ook ettelÿke vereenigingen die ten doel hebben de
kunst op de eene of andere wÿze aan te moedigen. Bÿ de tentoon-
stellingen worden de Verdiensten der tentoongestelde voorwerpen
aan het oordeel van deskundigen onderworpen, en passende prijzen
toegekend. Zulke tentoonstellingen worden geopend in de beste
seizoenen van het jaar, de lente of den herfst. Zÿ zÿn vrÿwel in
den tränt van die in Parÿs of London. Zÿ vérschillen in manier
en schaal van die eigenaardige wedstrÿden tusschen twee partÿen
aan het Hof in den Heian-tÿd, waarvan wÿ boven gewaagden.
Alle tentoongestelde voorwerpen zÿn gewoonlÿk te koop: ze zÿn
alle echt en de prÿzen zÿn aangehecht, en in den regel niet hoog.
In het geval van schilderÿen, zÿn die prÿzen wezenlÿk onbeduidend,
wanneer men ze vergelÿkt met de prÿzen die voor zulke werken
in Westersche salons gevraagd worden. Natuurlÿk onze schilderÿen
vorderen gemeenlÿk niet zooveel tÿd en moeite als olieverfschilde-
rÿen, en dit is de reden waarom ze niet zoo duur zÿn. De prÿzen
wisselen af van £ 1 tot £ 3 voor die van middelmatige schildere —
eenige zÿn zelfs goedkooper, maar goed genoeg om bezichtigd te
worden. Schilderstukken door kunstenaars van den eersten rang
zyn duurder, maar zelfs dezulke gaan zelden boven de £ 15. Het
zou daarom een groot voordeel zyn voor vreemde bezoekers, wat
hun genoegen betreft, en eene goede aanmoediging voor kunstenaars,
indien zy de goedheid zouden willen hebben guller te zyn met
koopen. Ik ben voorzitter van een dezer vereenigingen, en ik onder-
vind dikwyls moeite om den kunstenaars goeden moed in te
spreken, dewyl zieh niet genoeg koopers op de tentoonstellingen
bevinden, ofschoon de kunstsmaak van het groote publiek, en
dientengevolge de vraag naar kunstvoorwerpen, in de laatste jaren
onmiskenbaar is toegenomen. De lagere standen in steden en dorpen,
die eertyds tevreden waren met gedrukte of met papieromlyste
„oekijo”-schilderyen, zyn nu begeerig geworden om schilderstukken
van veel beter gehalte te bezitten.
Ik mag niet nalaten gewag te maken van het werk dat gedaan
wordt door de School van Fraaie Künsten, eene instelling waarin
kennis van beeldhouwen, schilderen en kunst in het algemeen aan
ta l van studeerenden, onder oppertoezicht van een staatsminister,
wordt medegedeeld. De hoofdinstelling bevindt zieh in dehoofdstad,
maar verwänte instellingen bestaan in veel groote provincie-hoofd-
steden en (andere) steden, beheerd ten koste en onder de contröle
van de plaatselyke autoriteiten. Er zyn ook veel private instellingen
van gelyken aard.
Alhoewel het misschien geen geschikte plaats is in dit opstel te
spreken over de kunst om tuinen aan te leggen in Japan, kan ik
niet nalaten dit onderwerp aan te roeren, omdat onze kirnst van
tuinaanleg veel gelykenis vertoont met de landschapteekeningen en
veel wezenlyke kunst in zieh heeft. Zelfs op de kleinste schaal
wordt een tuin zoo aangelegd, dat hij een schilderachtig tafereel,
zooals op schilderyen afgebeeld, voorstelt. Daarom behooren kunst-
matige heuvels, natuurlyke rotsen, en, waar het doenlyk is,kunst-
matige meren of watervallen tot het plan van den aanleg. Men
kan zeggen dat het berust op het beginsel van schoone kunst,
maar by Europeesche tuinen wil het my toeschynen, dat het
•oorspronkelyk denkbeeid daarvan ontleend is aan de oude „gerneenteweiden”
en dat hunne latere ontwikkeling meer gegrond is geworden
op het beginsel van industrieele kunst; er zyn namelyk fonteinen,
maar in den vorm van een mechanisch toestel, en niet in dien van
natuurlyke bronnen; er zyn gehouwen steenen, yzeren sporen,
.yzeren bruggen, en zoo er al eenig water is, is het meest in den
vorm van een ronden of Vierkanten vyver. Wanneer zy, de Wes-
terlingen, bloemen planten, maken zjj de bedden onveranderlijk in
•den vorm van een vierkant of driehoek, zoo wiskunstiglyk alsof
40