genooten in het Oosten tot op een punt, dat het nu te laat was,
om den nieuwen eisch te berde te brengen om eene verzekering
dat ook de Mogendheden in de toekomst Liao-tong niet zouden
annexeeren. Tegelpkertjjd werd het duidelijk, dat van Engeland
niets (meer) kon worden verwacht dan welwillende onzydigheid.
Zoo had men eene belangrijke kans laten glippen.
De kwestie der Verdragsherziening.
Wfl komen nu tot het laatste der groote diplomatieke vraag-
stukken der Nieuwe Keizerlij'ke Regeering, welke de pogingen
van menig staatsman verydelden. De exterritoriale rechtspraak,
welke de vreemdelingen in Japan hadden genoten, moest worden
opgeruimd; de onvoordeelige tarieven, die aan de verdragen annex
waren, moesten worden herzien en de toepassing der meest-
begunstigde-natie-clausule moest wederkeerig gemaakt worden en
niet ddnzfldig, zooals onder de oude verdragen. Den 4den Juli 1872,
zünde de datum na welken Japan de herziening der door de
Tokoegawa Regeering geteekende verdragen kon eischen, had de
Keizerlüke Regeering het Strafwetboek herzien, en in 1871 het
piinigingstelsel afgeschaft en het Iwakoera Gezantschap uitgezonden,
ter wille van de wisseling van denkbeeiden met vreemde Regee-
ringen wat betreft verdragsherziening. In het toen door de Japansche
Regeering aangenomen ontwerp voor de herziening werd de afschaf-
fing der exterritoriale rechtspraak het voornaamste punt gemaakt.
De omstandigheden waaronder de onderhandelingen in de Yereenigde
Staten werden geopend en op welke wüze er een eind aan kwam,
zijn reeds boven verhaald. Dat was de eerste poging tot herziening.
In de afwezigheid van den Edelen Heer Iwakoera werkte Graaf
Sojedjima, Minister van Buitenlandsche Zaken, ook voor de herziening
door met de vreemde Gezanten in Tokio te beraadslagen.
Zü’n denkbeeid was, den vreemdelingen toe te staan in het binnen -
land van Japan te wonen, in plaats van hen op te sluiten binnen
de concessieterreinen (nederzettingen) met het dubbele doel den
beschavenden invloed onder ons volk te verspreiden en de Westersche
Mogendheden te doen instemmen met de verdragsherziening. Op
de vraag, waarom hij de bestaande verdragen als onbillük beschouwde,
antwoordde hü dat, ten einde ze billük te maken, Engeland Japan
dezelfde rechten en privileges behoorde te geven als het reeds
gegeven had of zou geven aan Frankrük; Frankrük dezelfde rechten
en privileges, als het reeds gegeven had of zou geven aan Duitsch-
land enz. Dat wil zeggen, hü legde den meesten nadruk op de
onbillükheid, dat Japan verplicht was de Westersche naties te
behandelen op de basis van de meest-begunstigde-natie-clausule,
terwül Japan geene daarmee overeenstemmende behandeling ontving
van de Westersche Mogendheden. De vreemde Gezanten in Tokio
stemden in principe de noodzakelükheid van herziening toe, en de
Italiaansche Gezant ging zelfs zoover, dat hü erin toestemde de
Italianen in Japan aan de Japansche wetten te onderwerpen, onder
voorwaarde, dat hun vergund werd in het binnenland te verblüven.
Maar de Gezanten der andere Mogendheden maakten bezwaar tegen
de tegemoetkomingen van hunnen Italiaanschen collega, en de
zending van Graaf Sojedjima naar China en de val van het Kabinet
kort na züne terugkomst, verhinderden hem züii doel te volvoeren.
De tweede systematische poging tot verdragsherziening werd
gedaan door Graaf Teradjima, Minister van Buitenlandsche Zaken,
onmiddellük na den burgeroorlog van 1877. Daar het toen duidelijk
was, dat niets kon worden tot stand gebracht wat betreft het
terugkrügen van judicieele rechten, totdat de wetten en het stelsel
van rechtsbedeeling in Japan waren hervormd naar Europeeseh
model, maakte Graaf Teradjima de vestiging van toltarieven-
autonomie het voornaamste punt zijner herziening. Hü ontwikkelde
zijne denkbeeiden als volgt:
Toen de verdragen voor het eerst werden gemaakt, begrepen noch
„Begeering, noch het volk ieta van buitenlandschen handel; en bijgevolg
„werd alles gemaakt, zooala de vreemde Mogendheden wenschten; maar na
„eene meer dan tienjarige ervaring weten wij thans, dat de bestaande vert
r a g e n inbreuk maken op ons recht van onaf hankelijkheid op eene zeer
„stoffelijke wijze. Bovendien, daar onze Begeering de werken van den nation
a le n vooruitgang en verliohting is begonnen, nemen de nitgaven van jaar
„tot jaar to e, en daar er geene manier is om de Staatsinkomsten te ver-
„meerderen door invoevrechten, is de Begeering aangewezen op de ver-
„meerdering van helasting in het land zelf als het eenige middel om de
„toegenomen eischen te voldoen. Zoo de kracht der natie aldus voortgaat
„te verminderen door den steeds vermeerderenden last, op het volk gelegd,
„zou de Staatkunde van den nationalen vooruitgang en het openen des lands
„onpopulair kunnen worden en onverwachte hindernissen kunnen ontmoeten,
„door ontevredenheid veroorzaakt. Dit is hetgeen de Begeering het meeste
„vree3t. Daarom achten wij het thans uiterst helangrijk, het recht van
„onafhankelijkheid in toltariefzaken terug te krijgen als het eenige middel
„het finaneieel tekort te dekken en de openbare meening te voldoen, te gelijker
„tijd het verkeer met het buitenland en den internationalen handel bevor-
„derende. Om deze reden wordt van de vreemde Begeeringen verwacht, dat
„zij toltarief-autonomie aan Japan zullen teruggeven, onder voorwaarde, dat
„wij nooit dififerentieele reohten invoeren, tenzij bij bijzondere verdragsrege-
„lingen. Bovendien zullen, zoo dit noodzakelijk geacht wordt om denvreemden
„handel te bevorderen, uitvoerrechten worden afgeschaft en nieuwe verdrags-
„havens worden geopend, ofschoon c a b o t a g t , geheel aan de controle der
„Japansche Begeering moet worden overgelaten.”