ondergaan te hebben, werd in 1885 naar de volgende maatstaven
vastgesteld:
Op den termjjnhandel yan rjjst, l/ 1000 van de verhandelde waarde.
Op den termjjnhandel van staatsleeningobligaties, s/ 1001 van de
verhandelde waarde.
Op den termjjnhandel van effecten en aandeelen, 6/iooo van de
verhandelde waarde.
Deze belastingen werden ge'ind van de beurzen (termijnzaken) zelve.
De maatstaven van belasting werden verder veranderd als volgt:
Op het verhandelen van goederen en verhandelbare papieren
behalve obligaties van nationale en plaatseljjke leeningen, e/ioooo
van het verhandelde bedrag.
Op het verhandelen van obligaties van nationale en plaatseljjke
leeningen, 3/ toooo van het verhandelde bedrag.
In 1886 —’87 bracht deze belasting 269.111 jen op; in 1896—’97,
106.208 jen, en in 1 9 0 3 - ’04, 1.030.605 jen.
Sedert 1899 is de uitgifte van banknoten tegen de zekerheids-
reserve binnen de wettelijk voorgeschreven grens onderworpen aan
eene belasting van 115/ mo Per Jaar van het maandelijksche gemid-
delde bedrag der uitgifte, met aftrek van dat gedeelte hetwelk aan
de Regeering of anderen zonder interest of met interest beneden
10/ iooo Per jaar, op speciale order der Regeering is voorgeschoten.
In 1903 —’04 bracht deze belasting 1.149.616 jen op.
De mijnbelasting werd oorspronkeljjk uitgeschreven in 1875, toen
eene bepaling werd gemaakt van den maatstaf van '/2 jen voor
100 tsoebo in het geval van ijzermjjnen, of mijnen van allerlei
niet-minerale zelfstandigheden; 1 jen in andere gevallen per
100 tsoebo. In 1890 werden additioneele maatregelen ingevoerd.
Er was eene belasting op mijnzaken van 30 sen voor 1000 tsoebo
(ijzermjjnen vrjjgesteld), en eene belasting op mijnnjjverheid van
1 percent van de waarde der producten (jjzermjjnen vrjjgesteld).
In 1875 bracht de belasting 44.492 jen op; in 1 8 8 5 - ’86,18.346jen;
in 1895—’96, 241.418 jen, en in 1 9 0 3 - ’04, 759.578 jen.
Tonnegelden werden ingevoerd in 1899. Schepen die uit een
vreemd land Japansche havens binnenloopen, betalen 5 sen tonne-
geld voor ddn registerton of 10 kokoe van de wäre capaciteit,
maar indien 15 sen in eens voor dezelfde capaciteit betaald wordt,
kunnen ze dezelfde haven vrjj van tonnegeld gedurende ¿¿n jaar
binnenloopen.
• In 1903 —’04 bracht dit 348.726 jen op.
De belasting op patentmedicjjnen wordt gelnd naar de volgende
maatstaven volgens de verordeningen op patentmedicjjnen van 1887.
Handelaars in patentmedicjjnen, bedrijfsbelasting 2 jen per jaar
voor ieder soort medicjjn; Patentrecht 20 sen per jaar voor ieder
soort medicjjn.
Kleinhandelaars of kramers van patentmedicjjnen, Patentrecht
20 sen per jaar, ongeacht het aantal soorten van medicjjnen.
Yoorts werden de zegelrechtverordeningen op patentmedicjjnen
uitgevaardigd in 1886, welke eischten dat het noodige bedrag van
Stempels op pakjes van patentmedicjjnen geplakt worden.
Na 1897 worden de ontvangsten, afkomstig uit het zegelrecht
bovenvermeld, begrepen in de algemeene zegelopbrengst, terwjjl
bjjzondere soorten van zegel voor patentmediejjnen werden afgeschaft.
Van 28.455 jen uit deze bron körnende in 1 8 7 6 - ’77, was de
opbrengst gestegen tot 119.410 jen in 1903—’04.
Eene belasting op saké die uit de provincie Okinawa uitgevoerd
wordt werd ingesteld in 1888. De provincie Okinawa, eene groep
van eilandjes aan het zuidelijk uiteinde van het hoofdeiland van
Japan, is geheel vrjjgesteld van de werking der saké-belastingwet,
maar als van deze eiianden bereide saké uitgevoerd wordt, is die
onderworpen aan eene belasting ongeveer geljjk aan de gewone
saké-belasting, ten einde onbehoorljjke concurrentie te voorkomen.
De opbrengst van deze belasting was 144.148 jen in 1903 —’04.
De Inkomende en Uitgaande Rechten waren slechts eene luttele
bron van inkomsten in de eerste jaren van het tegenwoordig tjjd-
perk, wegens de beperking van hun maatstaf door de oude trac-
taten tot 5 percent ad v a l o rem ingeval van uit- en ingevoerde
waren, alsook wegens den geringen omvangvan den buitenlandschen
handel. Gedurende eenige jaren gingen de Douane-ontvangsten dan
ook de 3.000.000 jen niet te boven. Maar ten gevolge van de merk-
waardige toeneming van den handel, vermeerderden de inkomsten
uit de Douanerechten in de laatste jaren aanmerkeljjk, zelfs onder
de hoogst onbilljjke tarieven, en beliepen zjj 9.000.000 jen in 1898.
Hierbij kwam nog, dat in het volgende jaar de herziene tractaten
in werking traden, hetgeen in ruimen mate de tariefautonomie aan
ons land hergaf. Sinds dien zjjn uitvoerrechten geheel afgeschaft
geworden, en wordt een vast tarief, in het algemeen, toegepast
op invoeren, waarvan de maatstaf afwisselt van 5 percent tot 35
percent ad v al orem, naar gelang van de soorten van waren.
Eene aanzienlijke vermeerdering in de inkomsten uit de Douanerechten
vloeide terstond uit de toepassing van het vastgestelde
tarief voort, geljjk men zien kan uit de ontvangsten voor 1889 en
1900, welke onderscheidelijk 16.716.382 jen en 15.870.335 jen
waren. Voortaan kan men de Douanerechten rekenen als een der
voornaamste posten van de staatsinkomsten. Buitendien heeft de
Regeering nu grooter vrjjheid om regelingen te treffen ten opzichte