met veel bloedverlies onderdrukt. Ernstiger gevaren werden voor-
zien en er moest iets gedaan worden om lucht te geven aan
de eenmaal opgewekte gevoelens. Daarom werd besloten tot de
Formosa-expeditie, als zyjnde de gemakkelykst uitvoerbare onder-
neming en met het minste gevaar verbonden voor internationale
verwikkelingen').
De Formosa-expeditie en het verdrag van Tientsin, 1874.
Eindoplossing van de Lioekioesche kwestie.
Tot de Formosa-expeditie werd besloten in het begin van April
1874 en Luitenant-Generaal Jorimitsji Saigo, neef van den grooten
Saigo, werd benoemd tot bevelhebber der expeditionaire macht
te land en ter zee. Generaal-Majoor Tani en Schout-by-Nacht
Akamatsoe waren aan hem toegevoegd. Sjigeomi Okoema werd
benoemd tot chef van het nieuw-gevormde Bureau van Formo-
saansche zaken en Nagasaki werd als operatiebasis gekozen.
Een detachement van 3655 man werd ingescheept in eenen
Amerikaanschen stoomer, voor het doel gecharterd en een Ameri-
kaan, genaamd Lysander, werd als adviseur in dienst genomen;
maar daar de Gezant der Yereenigde Staten in Tokio tegen dezen
maatregel protesteerde als strydig met de onzydigheid zyner
Regeering, moest het schip worden teruggegeven en de adviseur
ontslagen.
Maar zoodra het feit aan China bekend werd, begon dit ijverig werk
te maken van een protest. Men herinnere zieh dat de van de
Ministers van het Jamen door Sojedjima verkregen verzekering
tydens diens zending in Peking, ten effecte dat de Formosaansche
barbaren buiten het bereik van China’s invloed en beschaving
waren, alleen mondeling was geschied, zoodat zy altyd met recht
konden beweren dat zy het nooit officieel hadden toegegeven.
Men vreesde voor ernstige verwikkelingen, en op haar eigen be-
sluit terugkomende, zond de Keizerlyke Regeering Okoebo naar
Nagasaki om het vertrek der expeditie tegen te houden. Maar
Jorimitsji Saigo wilde niet luisteren.
TTij vreesde nog ernstiger verwikkelingen binnenslands, o. a.
dat de militaire neigingen zouden worden tegengebouden door
:) ln Juli 1878 — dat is te zeggen eenigen tijd yöor de Kabinetscrisis —
werd opnieuw eene Japansehe jonk door wilden aangevallen op de Oostkust
van Formosa en alle de bezittingen van vier Japansche onderdanen werden
geplnnderd; deze brachten nauwelijks het leven eraf na bijna onbesohrijfelijke
ontberingen doorgemaakt te hebben.
vrees voor diplomatieke moeilykheden. Hy stelde voor, alle verant-
woordelykheid op zieh te nemen en betoogde, dat indien het
protesteeren van China tot iets emstigs leidde, de Japansche
Regeering kon antwoorden, dat Jorimitsji Saigo handelde zonder
machtiging en zelfs tegen den wil der Keizerlyke Regeering. Zoo
vertrok de expeditie toeb en op den 6den en 228ten Mei 1894 werd
het werk der tuchtiging verricht onder groote moeilykheden, te
wyten aan de geografische omstandigheden van dat deel van het
eiland, terwyl de wilden Stellingen innamen tusschen niet te
overschryden rotsen en bergen.
China protesteerde nu luider dan ooit; de Ministers van het
Jamen richtten zieh daarbij tot onzen Gezant Janagiwara, die toen
in Sjanghai verblijf hield en de Gouverneur van Fokien tot onzen
Consul in Amoy. Toen Janagiwara in Peking was aangekomen,
zonden de Ministers van het Jamen herhaaldelyk nota s aan hem,
Japan beschuldigende van „het binnendringen van Chineesch grond-
gebied”, van „brandschatten en plünderen van het volk van Formosa”,
van „de schending van het verdrag van vrede en vriendschap”
enz. en zjj maakten in het oog loopend oorlogszuchtige toebereid-
selen. Bygevolg moesten aan onzen kant overeenkomstige toe-
bereidselen gemaakt worden en voor een tyd scheen alles erg
donker. .
De Japansche Regeering benoemde den Raadsheer en Minister
van Binnenlandsche Zaken Okoebo tot Gevolmachtigd Gezant en
zond hem naar Peking om over de Formosaansche aangelegenheid
te onderhandelen. Het gezantschap kwam te Peking aan op den
10 <äen September en de onderhandelingen duurden van den 14 en
der zelfde maand tot den 30“*“ Oetober. Yan den beginne af nam
Okoebo eene aanvallende Stelling in en vroeg aan de Ministers van
het Jamen, wat China gedaan had om de Formosaansche barbaren
te besturen en te ontwikkelen en waarop zij hunne aanspraak op
souvereiniteit over het door deze van oudsher bezeten deel van het
eiland grondden, en zoo het Chineesch grondgebied was, waarom
zy de plunderingen dezer barbaren ongestraft lieten. De Ministers
van het Jamen gaven als bewyzen van China’s souvereiniteit op,
de officieele geografische besc'nryving van Formosa, maar zelfs in
die geografische besehryving werden zinnen gevonden als „deberg-
barbaren buiten het Chineesche grondgebied” , „buiten het bereik
van Chineesche invloed en ontwikkeling” enz. Zy haalden ook het
betalen van schatting aan als bewys van souvereiniteit, maar deze
schattingen werden niet betaald door de barbaren; in werkelijkheid
was het slechts een door de Chineesche kooplieden betaalde prys
voor het monopolie van handel met de barbaren. Ons gezantschap