op het feit dat er, in weerwil van de bedoelde roekelooze ver-
woesting, nog bÿna 23.000.000 H.A. overbly'ft van feitelyk maag-
dely’k woud. Yan deze onmeteljjke oppervlakte zijn twee algenieene
afdeelingen, de „Exploitatiebosschen” en de „Beschermbosschen” .
De „Bescherm”-afdeeling is verdeeld in twee klassen: de „Absolute”
en de „Gewone”. De „Absolute”-klasse is klein en bestaat uit by'na
5000 H.A., wolke intact worden gehouden, zÿnde het veilen van
boomen uitdrukkel()k verboden. De „Gewone” , omvattende ongeveer
673.638 H.A., wordt slechts iets minder krachtdadig behoed. Deze
iwee afdeelingen der „Bescherm”-terreinen boschland worden onder-
houden in die districten en tot zoodanige uitgestrektheid als nood-
zakelijk en dienstig kan worden geacht voor het behoud van den
bodem en het algemeene welzyn des lands.
Alle andere bosschen in het land behooren tot de „Exploitatie”-
afdeeling en worden aan het toezicht hunner eigenaren overgelaten,
die particulière individuen kunnen zÿn of gemeenten, het Keizerlÿke
huishouden, de Staat of de Sjinto- en Boeddhistische tempels. De
door het Keizerlÿke huishouden en den Staat aldus bezeten eigendommen
worden overeenkomstig moderne technische voorschriften
beheerd en ontgonnen, en beloven reeds grootelÿks verbeterde
productiviteit. De door particulière individuen, tempels, enz. in
«igendom bezeten bosschen worden nog voor een groot deel aan
de Natuur overgelaten en zeer weinig is er gedaan om hun nut te
vermeerderen. Staat en Kroon hebben echter te zamen ongeveer
22 000.000 H.A. in eigendom, terwy'l niet meer dan een half maal
die hoeveelheid het eigendom is van allerlei anderen. Yan dit
laatste bezitten verschillende gemeenten ongeveer 1 /s ; hetgeen met
de algemeene verspreiding van openbaren samenhang, uit economisch
oogpunt, vrijwel hetzelfde is alsof dat onder rechtstreeksch
Keizerlijk oppertoezicht was.
In deze cijfers is niet begrepen Formosa, waarvan de Regeering
nog geen volledige opnamen heeft gemaakt; en inderdaad moet de
aangelegenheid van het boschterrein in Japan zelf, zooals hier is
opgegeven, slechts worden aanvaard als een veilige algemeene
gids, daar de meer absolute opnamen nog niet volledig zÿ'n.
Yeranderingen van eigenaar zÿn in den nieuweren tÿd veel
voorgekomen, maar teruggaande tot den feodalen tÿd is de taak
om titels na te sporen vergelijkenderwijs eenvoudig, daar het land
in dien tÿd was verdeeld in 264 landgoederen tusschen evenveel
landheeren, die onbeperkte macht over het land hadden. Belastingen
en gedwongen leverantiën werden in natura betaald en daar de
voortbrengselen van het bosch eene bÿzondere eerzucht der landheeren
waren, werden altÿd middelen ter hand genomen om den
voorraad boomen te vermeerderen. Zoo werden er met dwang
krachtige bevelen gegeven om het planten aan te moedigen en het
roekeloos veilen van boomen te verbieden, terwyl er veel werd
gedaan voor de algemeene bescherming van bosschen. Verandering
van eigenaar en de uitbreiding van eigendomsrechten brachten in
deze zaak eenen toestand teweeg byna van anarchie welke, gevoegd
by boschbranden en diefstallen in het groot, kleine gedeelten van
vele districten leelyk verminkten. Toename van bevolking had ook
het effect de beboschte uitgestrektheden te verminderen, zynde
niet minder dan 1.500.000 H.A. leeggekapt om te worden geoccu-
peerd gedurende de eerste twintig jaren der Eestauratie. Sedert
zyn echter maatregelen genomen om nieuwe bosschen aan te
planten overeenkomstig de Eegeeringsplannen, zoodat in de jaren
tusschen 1891 en 1901, hoewel toen 429.000 H.A. werden open-
gemaakt voor ontginning, 566.000 H.A. weer werden beplant in
districten, die voor den landbouw ongeschikt waren; aldus maakte
men eene zuivere winst van 137.000 H.A. by de uitgestrektheid
bosch, zonder op eenige wijze den landbouw te schaden.
Daar de klimatologische omstandigheden zoo verschillend zyn in
verschillende deelen, ten gevolge van de uiterst-langgestrektheid
van het land van Noord naar Zuid, is de verscheidenheid van
boschgroei haast ongelooflijk; en men schat dat niet minder dan
800 soorten en variöteiten van woudboomen goed geschikt zyn om
in Japan te worden gekweekt, omvattende de inheemsche gewassen
van tropische, subtropische, gematigde en koude klimaten.
Yan de tropische gewassen Staat de waringin bovenaan, gevolgd
door verscheidene soorten van den palm en de bamboe; de laatste
is de waardvolste, zy groeit met verwonderlijke snelheid en is
bruikbaar als bouwmateriaal en voor de vervaardiging van huis-
houdelyke artikelen.
De subtropische gewassen zyn in drie klassen verdeeld: de
breedbladige immergroene, de breedbladige waarvan de bladeren
wel afvallen en de pynboomen. De het meest van belang zynde
soort onder de breedbladige immergroene (boomen) is de kamfer-
boom, welken men somtjjds aantreft in uitgestrekte bosschen; hi)
groeit waar de bodem kleiachtig en vruchtbaar is en gedijt byzondei
goed waar hy voor de Noordenwinden is beschut. Het hout is
hard en glanzend en van een eigenaardigen geur. Het wordt voor
vele doeleinden gewaardeerd, zoowel als timmerhout als voor
kamfer; en opnieuw aanplanten is de regel by Staat en particulieren.
De familie der pynboomen wordt het best vertegenwoordigd door
den rooden en zwarten pynboom van den handel.
In het gematigd klimaat zyn over de zestig soorten begrepen,