door middel van de nieuwsbladen, openbare redevoeringen en
particulière mondgesprekken. Terwÿl deze maatregel een gezond
effect had op het Japansche volk, heeft hÿ er veel toe bÿgedragen,
de buitenwereld een onsolide denkbeeid van de Japansche financiën
te geven. Doch wanneer men begrÿpt, dat die klassen van menschen
onder wie het geld verspreid werd, eene zeer primitieve economische
ontwikkeling hebben, kan men gemakkelÿk inzien, dat zulk een maatregel
todn volstrekt noodzakelijk was om den toestand te hersteilen,
z\j het dan ook op gevaar dat onjuiste begrippen in de _buiten-
wereld verspreid werden. De economische geschiedenis van Japan
sedert den oorlog gelijkt zeer veel op die van Duitschland na den
Fransch-Duitschen oorlog, waarbij de gedruktheid van den handel
volgde op de période van overgrooten voorspoed, gedurende welke
de zaken een abnormalen stimulus kregen. Evenals in Duitschland
eene verandering ten goede gekomen is na vier jaren van harden
strÿd, zoo mögen wij hetzelfde in Japan verwachten. Hoewel de
zware tijden veel ontberingen brachten, geloof ik dat Japan onge-
twijfeld met meer geestkracht en betere ondervinding uit dezen
toestand te voorschÿn kwam, dan het tot nog toe bezeten had.
De vermeerdering van onze inkomsten, van onze spoorwegen, en
marine-transport, van banken en ander industrieel kapitaal, is
sedert den oorlog ontzaglijk en toch regelmatig geweest. Zulk een
snelle vooruitgang zou onmogelÿk geweest zÿn zonder het geld der
sehadevergoeding en zonder buitenlandsche leeningen. Wanneer de
economische begrippen van een land zieh in zulk eene mate ontwik-
kelen, kunnen zÿ haast niet anders dan eene handelspaniek en
depressie veroorzaken. Maar het is tevens zeker, dat het productie-
vermogen van het land zeer veel grooter geworden is na den
oorlog. Wÿ zijn uit den gedrukten toestand van den handel beter
toegerust te voorschÿn gekomen, om gestadige vorderingen te
maken in alle takken van handel en nÿverheid. Het land zal
denzelfden voorspoed genieten als in Duitschland het geval is
geweest.
Wat de toekomst betreft, achtte ik het, onder vele andere
plannen, van bijzonder belang, het volk eene behoorljjke economische
opleiding te geven. Toen ik in Engeland was, om de schade-
vergoeding van den oorlog te ontvangen, heb ik verscheidene
middelpunten van koophandel bezocht, en ben toen meer en meer
overtuigd geworden van de noodzakelÿkheid om aan te dringen op
eene praetische opleiding voor den handel voor de Japanners. Zooais
u bekend is, namen onder het feodale stelsel onze kooplieden
en alle neringdoende klassen de minst geëerde plaats in de maat-
schappij in. Hoewel sedert den tÿd der Restauratie de beste talenten
van het volk zieh op zaken zijn gaan toeleggen, Staat het gros
van het volk toch nog op een zeer lagen trap. Zy behoorden in
hun leven aan tucht gewend, in technische kunsten en weten-
schappen geoefend en in verschillende bedrijven georganiseerd te
worden. Daarom hebben wij vele handels- en industriescholen in
het land gesticht en zenden wij studeerenden naar het buitenland.
Vreemde mededinging, waarmee ik bedoel de mededinging der
Japanners op eigene en vreemde markten, zal onze opleiding voor
zaken meer prikkelen, dan iets anders. Japan is in zijne handels-
loopbaan nog zeer jong. Het heeft bijna onbeperkte hulpmiddelen
in mgnbouw, vischvangst, boschwezen en landbouw in Hokkaido
en het grondgebied van Formosa. Bovendien zal het een prächtigen
grondslag leggen voor de oprichting van fabrieken van verschillende
artikelen, niet alleen voor eigen gebruik, maar voor export naar
China en andere Oostersche markten, daar het goedkoope steen-
kool, goedkoope werkkrachten en faciliteiten voor het transport
heeft. Dit wordt bewezen door de ontwikkeling der spinfabrieken
gedurende de laatste tien jaar. Ik hoop, dat er meer en meer
Europeanen en Amerikanen hierheen zullen komen en partij zullen
trekken van deze gelegenheden, opdat hun voorbeeld onze handels-
opvoeding möge prikkelen en ons het vermögen geven, om op
gelflken voet met hen te wedjjveren.
III. De Financieele Crisis van. 1900—1901
DOOB
FADAMASA HAJASJI,
Keizerlijk Japansch Commissaris naar de TentoonsteUing te Parijs in t900.
Zp, die niet degelyk ingelicht zijn, zijn zeer geneigd, om zieh
op eenen dwaalweg te laten brengen, wat betreft hunne beschouwing
en hun oordeel over de financieele kracht van Japan. Wanneer er
zoogenaamde bank-faillissementen, gepaard gaande met eenen toe-
loop naar de bestaande banken, waargenomen worden, schijnt het
alsof het geroep van eene geldelijke crisis op feiten gegrond is.
Doch een oplettend waarnemer, die eenigszins bekend is met de
geldelijke omstandigheden van dit land, zal zieh niet gemakkelijk
laten misleiden door het geschreeuw, dat oppervlakkige waar-
nemers en pessimistische alarmmakers aanheffen. Zij weten, dat