van voldoende inrichtingen voor vrye doorlating van licht en lucht.
Alle mogelyke voorzorgen tegen infectie door besmettelyke ziekten
worden in acht genomen, en zindeiykheid wordt ten zeerste bevor-
derd. Gevangenen, verdacht van besmettelyke ziekten te hebben,
worden zorgvuldig gelsoleerd, en verkeer tusschen hen en gezonde
Personen verboden. Alle aangeklaagden, veroordeelde misdadigers
zonder dwangarbeid, en overtreders zyn verplicht om dagelyjks
gedurende meer dan een half uur op een daarvoor aangewezen
terrein te wandelen of andere beweging te nemen. Baden in het
algemeen, natuurlyk, wordt ’s zomers eens in de vyf dagen en
’s winters eens om de tien dagen toegestaan, hoewel er een onder-
scheid gemaakt wordt voor de gevangenen, by wie de aard van
hun respectieven arbeid of andere omstandigheden zulks eischen.
Voor vreemde misdadigers zyn er byzondere persoonlyjke badkuipen
aanwezig, zooals die gebruikelyk zyn in hun eigen land. Er is een
aanmerkelyk verschil tusschen het voedsel, aan inlandsche en dat
aan vreemde gevangenen verstrekt; het eerste ITestaat uit een
mengsel van ryst en tarwe, hetwelk te zamen gekookt wordt in
eene verhouding van vier-tiende en zes-tiende. Aan ieder persoon
wordt niet meer drie go ') per maal verstrekt, hoewel de hoeveel-
heid geregeld wordt volgens den arbeid of andere omstandigheden
van den gevangene, maar al het noodige voedsel wordt gemaakt
uit goede, voedzame bestanddeelen, in overeenstemming met de kosten
ervan, tot den prys van hoogstens 3 sen per persoon. Veel beter
voedsel wordt verschaff aan vreemde gevangenen, in overeenstemming
met hun smaak. De volgende lyst geeft het aantal ziekte- en
sterfgevallen onder de gevangenen aan gedurende de vyf jaren van
1896 tot en met 1900:
Jaar. Patiënten. Sterfgevallen. Getal sterfgevallen op
1000 gevangenen.
1896 1.456.058 3.864 8,59
1897 1.131.480 2.830 6,13
1898 1.346.926 3.166 6,88
1899 260.069 1.731 4,28
1900 287.804 1.212 3,06
In de meeste gevallen is het doel van het opleggen van dwangarbeid
aan de gevangenen, behalve in sommige gevallen van
veroordeeling zonder arbeid, om hun eene zorgvuldige oefening in
nuttig werk te verschaffen en om naarstigheid aan te moedigen,
*) Een go is ongeveer gelijk aan een derde van een (Engelsch) pond; negen
g o zijn das gelijk aan drie Engelsche ponden (463, 692 G.).
zoodat zìi hun ontslag uit de gevangenis aan het einde van
hunne gevangenschap minder moeiiykheid zullen ondervinden om
een emplooi te bekomen. Het Gouvernement heeft daarom gezorgd
voor werk van verschallenden aard, dat niet schadeiyk voor de
gezondheid is. De arbeid is op tweeërlei wÿze verdeeld: (1) voor
de Regeering en (2) voor particulière personen of vereenigingen
van personen. In het eerste geval wordt het belegde kapitaal
verkregen uit het fonds, dat op zyde gelegd is voor gevangenis-
onkosten, en uit dit fonds worden materialen, gereedschappen en
werktuigen aangekocht. In het laatste geval worden de bedrÿven
als eene particulière zaak gecontroleerd door personen, compagnie-
schappen en vennootschappen, die den noodigen voorraad werk
rechtstreeks uit de gevangenissen verkrygen of de aan het werk
gezette gevangenen aannemen tegen behoorlyk loon na aanvraag.
Kapitaal en materiaal worden natuurlyk in beide gevallen door
patroons verschaff.
De arbeid voor het Gouvernement bestaat in het vervaardigen
van artikelen, benoodigd voor de gevangenissen zelf en andere
Regeeringsdepartementen, ook uit mÿnwerken en ingenieurswerk
in verband staande met die bureau’s. De voornaamste takken van
nyverheid zyn de volgende: Weven, timmerwerk, schrynmakers-
werk, naaiwerk, smidswerk, strooiwerk, steenbakkery, kooldelven,
papiermaken, bouwen en hersteilen van gebouwen. Het metselaars-
werk, onder andere industrieën, voldoet ten volle aan alle eischen
van de Regeeringsdepartementen.
Waar het werk van de gevangenissen geleverd wordt voor
particulière patroons, is het gewoonly'k van den volgenden aard:
het vervaardigen van zyden stoifen, zolen van Japansche sokken,
katoen-flanel, matten, Japansche sokken, tichelsteenen, lucifere,
Japansch cloisonné, o e t s j iwa (Japansche waaier, rond en onvouw-
baar); werk in steengroeven en in katoenmolens.
Oorspronkelyk werden de uitgaven voor de gevangenissen in Japan
bestreden uit de Algemeene Schatkist; maar in 1880 werd het
onderhoud der plaatselyke gevangenissen, bestemd voor de gevangen-
zetting van hen, die opsluiting of eene andere mindere straf onder-
gingen, en het in verzekerde bewaring houden van alle andere
aangeklaagde personen, van de Schatkist overgebracht op stedelyke
en plaatselyke beurzen, ten gevolge van de afschaffing van papiergeld
en algemeene hervorming *) der financieele administratie. Deze veran-
dering was evenwel niet van invloed op de salarissen der gevangenis-
') In den Engelachen tekst Staat „report’’, waarschijnlijk eene vergissing
voor „reform”. Ve r t .