Regeering in vryheid gesteld, ondanks de vertoogen, ingediend
aan het Tsoeng-Ii-Jamen door de vreemde Consuls in Sjanghai
door middel hunner Gezanten in Peking en aan de Koreaansche
Regeering door onzen Gezant in Seoel.
Intussehen bleef Ri-itsoe-sjokoe in Tokio, ten einde Bokoe-ei-ko
te vermoorden, maar hy was niet zoo gelukkig als Ko-sjo-oe. Hg
werd door twee zjjner medeplichtigen verraden, die naar Bokoe-ei-ko
overliepen, Ri-itsoe-sjokoe in het pension der Koreaansche Studenten
in Tokio noodigden en, hem met touwen bindende en bedreigende
met vuur en zwaard, hem dwongen alle by'zonderheden der geheime
zending te openbaren. Zjjne papieren werden in beslag genomen
en daaronder vond men niet minder dan twee open brieven van
den Koning van Korea. Natuuriyk waren onwettige gevangenneming
en pjjniging strafbaar bjj de Japansche wet en de Koreaansche
Studenten werden door ons districtsgerecht veroordeeld tot gevan-
genis(straf) van verscheidene maanden. Ri-itsoe-sjokoe stond ook
terecht, en werd wegens gebrek aan bewjjs vrjjgesproken.
Sinds Maart 1894 waren verscheidene provincies van Korea in
eenen toestand van onrust geweest. De zg. To-gakoe-to (Tonghak’s-
voorstanders van Oostersche geleerdheid) waren de lieden, die tot
wanhoop gedreven waren door de onderdrukking der plaatselyke
Gouverneurs, die hunne benoemingen verkregen hadden door hooge
omkoopsommen te geven, en van plan waren, zieh die zelf terug
te betalen door elken stuiver uit de zakken der door hen bestuurde
lieden te persen. Deze ontevredenen waren tegen de vreemdelingen,
omdat in hunne oogen de ondeugden van het Koreaansche be-
ambtendom te wüten waren aan de verbastering der goede zeden
door de aanraking met de vreemdelingen, d. w. z. vooral Japanners.
Zy vormden zieh tot benden met de volgende reactionnaire leus:
„Hervorm de maatschappij op den grondslag van Confnoiaansche dengd.
„Herstel den jnisten weg door de Japansche barbaren nit te drijven. Treed
„Seoel met eene gewapende macht binnen en verdelg de adelljjken en de
„ambtenaren. Vestig weder de zedelijke orde volgens de leeringen van den
„Chineeschen Wijze.”
Tegen het eind van Mei leed een leger van verscheidene honderden,
uitgezonden door de Centrale Regeering, eene schandeiyke nederlaag
en het verwoede gepeupel rukte nu uit alle richtingen op het
weerlooze Seoel aan. De Regeering der Bin-party, met schrik ge-
slagen, vroeg China om hulp, en Li-hoerg-tsjang zond een leger
van 1600 man af onder Sjo-sji-sjo en twee oorlogsschepen onder
bevel van Admiraal Tei-djo-sjo (Ting). Ter nakoming van het Yerdrag
van Tientsin, deelde de Chineesche Regeering de zaak mede aan
onze Regeering op den 7den Juni 1894, maar in de door den
Chineeschen Gezant in Tokio overgelegde nota werd op 66n plaats
Korea het „protectoraat” van China genoemd en züne „ onder -
hoorigheid” op eene andere. De Japansche Regeering wierp dadeiyk
tegen, dat zy nooit China’s aanspraken op „bescherming” of
„suzereiniteit” over Korea had erkend en zond, onder het mobili-
seeren der 6de divisie, haastig eene gemengde brigade uit onder
Generaal Osjima naar Korea. Het Japansche leger trad Seoel binnen,
terwyi het Chineesche leger nog in de provincie was en de Japansche
Gezant Otosi dwong den Koning van Korea Japans hulp te vragen
om het Chineesche leger, dat zyne onafhankeiykheid bedreigde, te
verjagen, en zoo was de oorlog tusschen Japan en China begonnen,
waarvan het verloop hier niet nog eens behoeft te worden verhaald.
By den vrede van Sjimonoseki erkende China formeel de onafhankeiykheid
van Korea en zoo was de kwestie van Korea ten laatste opgelost.
Na den oorlog maakten Rusland, Frankryk en Duitschland be-
zwaar er tegen, dat Japan het schiereiland Liao-tong inlyfde, op
grond dat zoodanige iniyving gevaariyk was voor den vrede in
het Yerre Oosten. De Keizer van Japan luisterde naar den schynbaar
goedbedoelden raad der drie Mogendheden en stond het schiereiland
weer s a n s c o n d i t i o n af. Maar waarom, mag gevraagd worden,
verkregen de Japansche diplomaten van de tusschenbeide körnende
Mogendheden niet de verzekering dat ook zy nimmer zouden be-
proeven het schiereiland te annexeeren, onder welken vorm of
voorwendsel ook? Het geval was als volgt: De interventie der
drie Mogendheden begon in Tokio met diplomatieke n o ta s, door
hunne Gezanten aan het Departement van Buitenlandsche Zaken
gezonden den 23s*en April 1895, d.w. z. eene week na het teekenen
van den vrede van Sjimonoseki. Rusland had reeds mächtige slag-
schepen naar de wateren van het Yerre Oosten uitgezonden sedert
het eind van Maart 1895 en Frankryk en Duitschland deden mede
met de demonstratio. De Japansche Regeering achtte het nu nood-
zakeiyk zieh van twee dingen te vergewissen, alvorens eenen
beslissenden stap te nemen: ten eerste, of Rusland werkeiyk
meende, met Japan te vechten, en ten tweede, hoe ver ging de
hulp, waarop men van Engelands zpde zieh kon verlaten? Daarom
gaf Graaf Moetsoe, om tyd te winnen, den Japanschen Gezant in
St.-Petersburg last, den Russischen Minister van Buitenlandsche
Zaken te ontmoeten en een vertoog te doen in dien zin, dat de
Japansche Regeering wenschte dat de Russische Regeering de
kwestie n o gma a l s zou o ve rwege n. Dat was een noodlottige
stap, want Rusland weigerde zyne inzichten te veränderen en
ging voort zyne bewapening te vermeerderen en die zyner bond