Japansche koopvaardvjschepen, die de Filippynen, Siam en zelfs
Mexico bezoeken. Aangaande de eigenaardigheden der structuur
van deze schepen is niets met zekerheid bekend. Met het oog
echter op de veelvuldige aanwezigheid in dien tyd van Spaan-
sche en Portugeesche schepen in de Japansche wateren, mag
men niet zonder reden besluiten, dat de Japanners van de
Europeanen de kunst om groote zeewaardige schepen te bouwen,
geleerd hebben.
Juist toen de scheepsbouwkunst zoo ver gevorderd was, dat zjj
in staat was om schepen, geschikt voor overzeesche vaart op te
leveren, kreeg zjj eene belemmering ten gevolge van de aanneming
eener nieuwe politiek door het nieuw ingestelde Tokoegawa-Gou-
vernement. Het Gouvernement bespeurde, dat de Katholieke gods-
dienst, dien de Spanjaarden en Portugeezen bezig waren in het
land in te voeren, nadeelig was voor vrede en orde, en ten einde
de verbreiding ervan te verhinderen, verbood het alle verkeer met
de buitenwereld, behalve met de Holländers en de Chineezen, aan
wie het toegestaan werd om handel te drjjven alleen in de haven
van Nagasaki. Aan de kooplieden van deze bevoorrechte nationali-
teiten was het dus geoorloofd, om — onder strenge beperkingen —
hunne koopwaar in hunne eigene schepen aan te voeren; maar aan
de Japanners was het, onder zware straffen, verboden eenig schip
van groote afmetingen te bouwen; de vrijheid tot het bouwen van
schepen bepaalde zieh van toen af tot kleine zeilschepen, slechts
geschikt voor kustvaart.
In het zesde jaar Ka-ei (1853) verscheen Commodore Perry van
Amerika met een smaldeel van oorlogsschepen in de haven van
Oeraga en bood offieieele mededeelingen aan de Sjogoenaat-Regee-
ring aan, met verzoek dat vriendschaps- en handelsbetrekkingen
tusschen de beide landen zouden aangeknoopt worden. Yroeger
reeds waren oorlogsschepen van Engeland, Rusland en de Yereenigde
Staten, in den loop van dertig of veertig jaar af en toe Japansche
havens binnengeloopen; terwijl het naburige land China ten gevolge
van een ongelukkig geschil met Engeland en Frankrgk, gedwongen
was geworden Hong-Kong af te staan, en Sjanghai en andere
havens voor den buitenlandschen handel open te stellen. Toen zond
ook de Koning van Holland een brief aan den Sjogoen, waarin hy
wees op het onraadzame van de afzonderingspolitiek en de voor-
deelen van het openen van vriendschaps- en handelsbetrekkingen
met vreemde volken in het licht stelde. Deze omstandigheden met
elkaar hadden er meer of minder toe bpgedragen, om den langdurigen
sluimer van het volk te verstoren, zoodat, toen de Tokoe-
gawa-Regeering voor het bovenvermelde verzoek der Amerikaansche
Regeering gesteld werd, haar de oogen geopend werden niet alleen
voor het gewicht van verkeer met het buitenland, maar ook voor
de noodzakelijkheid om eene vloot te scheppen.
Hoezeer de feodale Regeering van Tokoegawa het belang besefte
om eene vloot te bouwen, was er, dank zy hare eigen afzonderingspolitiek,
niemand in het land, die de vereischte kennis en onder-
vinding bezat, om zulk eene taak op zieh te nemen. Het land was,
wel is waar niet geheel ontbloot van mannen, die iets van de
Westersche kunsten en wetenschappen wisten. Ook waren de toe-
standen in het buitenland den Japanners niet geheel onbekend.
Doch langgevestigde instellingen en gewoonten liefen niet toe, dat
eene ingrijpende nieuwigheid als deze op stel en sprong ten uitvoer
gebracht werd. De Tokoegawa-Regeering moest zieh dus tevreden
stellen, als den eerstön stap tot de schepping van de hoognoodige
vloot, met het uitvaardigen eener proclamatie, waarin hettoenmaals
van kracht zijnde verbod op het bouwen van schepen van groote
afmetingen ingetrokken werd.
De uitvaardiging van deze proclamatie werd gevolgd door zeer
aanmoedigende uitkomsten, want hoewel de Japanners weinig of
niets kenden van scheepsbouw, zooals die in Europa uitgeoefend
wordt, had de uitvaardiging van gezegde proclamatie ten gevolge,
dat in verschillende deelen van het land eene nieuwe soort van
schepen, naar het model van Europeesche schoeners, gebouwd
werd. Om enkele voorbeelden te noemen, bouwde de Tokoegawa-
Regeering te Oeraga een tweemaster-zeilschip van dat type, van
eene afmeting van 152 bij 50 voet. De Elan Satsoema bouwde
twee of drie zeilschepen van hetzelfde type, alle driemasters, terwijl
de Clan Mito een dergelijk schip te voorschijn bracht te Isjikawa-
djima in Jedo. De zooeven genoemde voorbeelden zjjn de eerste
proeven van scheepsbouw naar Europeeschen tränt in Japan.
Omstreeks dien tjjd had eene gebeurtenis plaats, die eene mächtige
aansporing en nuttige hulp was voor de ontwikkeling van den
scheepsbouw in Japan. In het eerste jaar Ansei (1854) werd van
het Russische oorlogschip Di ana de bodem vernield door eene
getij-golf en zonk het ten laatste bp de haven van Sjimoda, in de
provincie Izoe. Daar er geen bruikbaar schip was, waarop de
bemanning van het vergane schip, over de 500 in aantal, huis-
waarts kon gaan, begonnen zij met de hulp van Japansche werk-
lieden twee schoeners te bouwen. Toen deze schepen tegen de
lente van het volgende jaar voltooid waren, zeilden zjj uit naar
Wladiwostok. De Japansche timmerlieden en smeden, die bij deze
gelegenheid bij de Russen in dienst waren geweest, hadden eene
eenige gelegenheid om de Europeesche methode van schepen bouwen