partijen te bedwingen, de kwade strekking van onverantwoordelgke
discussies te stuiten, de stabiliteit der Constitutie te verzekeren,
een werktuig te zijn om de harmonie tusschen regeerders en
geregeerden te handhaven en blijvend den voorspoed des lands en
het geluk des volks te onderhouden. Het doel dat men met een
Huis der Pairs heeft, is niet enkel om de hoogere standen toe te
laten tot een aandeel in de beraadslagingen over zaken van wet.
geving, maar ook om de vroedheid, ondervinding en volbarding van
het volk te laten vertegenwoordigen door mannen bgeen te brengen
die uitnemenden dienst aan den Staat bewezen hebben, mannen
van geleerdheid en mannen van grooten rgkdom. Dewijl voorzieningen
aangaande de samenstelling van het Huis der Pairs vastgesteld
worden door desbetreffende Keizerlijke verordeningen worden ze in
de Constitutie niet vermeld.
35. De leden van het Huis der Yolksvertegenwoordigers worden
gekozen door het volk over het gansche land, uit mannen die
zekere qualiflcaties hebben, en voor eene bepaalde lengte van tgd.
De voorzieningen betrekkelijk de verkiezingen zijn, gelgk in voor-
afgaand artikel vermeld, aan eene speciale wet overgelaten, zoodat
het gemakkelijk zal wezen, wanneer in het vervolg zulks noodig
mocht blgken, toevoegselen of wijzigingen aan te brengen in
de wijze om de verkiezingen te doen plaats hebben. Het is
daarom ongewenscht dat de Constitutie hieromtrent in kleinig-
heden afdale.
De leden van het Huis der Yolksvertegenwoordigers vertegenwoordigen
gezamenlgk het volk van het geheele land. Het doel
met de aanwijzing van vaste kiesdistrikten voor de keuze van
leden, is om de verkiezing algemeen te maken over het gansche
land, en ook om de verkiezing te vergemakkelijken. Yolksvertegenwoordigers
moeten daarom in het Huis vrijelijk spreken volgens
de inspraak van hun eigen geweten en behooren zieh niet te be-
schouwen als louter afgevaardigden van het volk van hun respec-
tieve distrikten, aan wie opgedragen is alleen te letten op zaken
welke door hun kiezers hun zgn toevertrouwd.
36. De twee Huizen, schoon zg de deelen van den Landdag uit-
maken, verschillen in de bestanddeelen waaruit zg bestaan en
nemen jegens elkander de posities in van even- en tegenwicht.
Daarom is de vereeniging in 66n persoon van het lidmaatschap
van beide Huizen op een en denzelfden tgd strgdig met het doel
der instelling van twee Huizen.
37. De wet is een regel van gedrag die een uitvloeisel is van
de souvereine macht van den staat, waar het noodig is de instem-
ming van den Landdag te verkrggen. Dit is een van de fundamenteele
voorschriften van eene constitutioneele regeering. Daarom kan
geen Wetsontwerp wet worden dat niet door den Landdag is aan-
genomen, noch indien het door ddn Huis aangenomen, maar door
het andere verworpen is.
38. Wanneer de Regeeing een wetsontwerp opstelt en op bevel
des Keizers aan het oordeel der twee Huizen onderwerpt, zal men
de bevoegdheid hebben het aan te nemen met of zonder amende.
ment of het te verwerpen. Wanneer een van beiden Huizen het
noodig oordeelt dat een of andere wet worde uitgevaardigd, mag
het bg eigen initiatief een Wetsontwerp indienen voor dat doel.
Wanneer een Wetsontwerp door een Huis bij eigen iniatief voor-
gesteld en in het andere Huis met of zonder amendement aangenomen,
de bekrachtiging des Keizers ontvangt, zal het wet worden
op gelijke wijze als in het geval van voorstellen die door de
Regeering zgn gedaan.
De Keizer zal geen andere betrekkingen met den Landdag hebben
dan dat hg dien bijeenroept, opent en sluit, en aan wetten zijn
bekrachtiging verleent. Hg belast de Ministers van Staat, gedurende
de zitting des Landdags, met het opstellen van wetsvoorstellen en
de openbare correspondentie. Diensvolgens worden zulke voorstellen
gezegd „door de Regeering ter goedkeuring te worden voorgelegd.”
39. Het voorleggen ter goedkeuring aan den Landdag van het-
zelfde voorstel voor een tweeden keer gedurende dezelfde zitting
maakt niet slechts inbreuk op de rechten van den Landdag, maar
dreigt ook de zitting te verlengen voor de discussie van een op
zieh zelve staande zaak. Daarom wordt het door voorliggend artikel
verboden. De Constitutie verbiedt de ontduiking van de voorzieningen
in voorliggend artikel door voor een tweeden keer een voorstel
dat reeds door den Landdag verworpen is, onder een nieuwen
titel en in andere bewoordingen aan den Landdag voor te leggen.
Een wetsvoorstei dat niet door den souverein bekrachtigd is kan
niet een tweede maal gedurende de zitting in den Landdag gebracht
worden. Dit moet zoo zgn uit eerbied voor de souvereine
bevoegdheden van het Hoofd van den Staat en vereischt- geen
nadere verklaring. Doch ook len opzichte van vertoogen is bepaald
dat dezelfde vertoogen niet tweemaal gedurende dezelfde. zitting
kunnen ingediend worden. Want terwijl het, eenerzijds, van den
Keizer afhangt of een wetsvoorstei al of niet wordt bekrachtigd,
is de aanneming of verwerping van een vertoog, anderzgds, in de
macht der Regeering; zoodat er een onderscheid is tusschen beide
gevallen wat hun betrekkelgk aanbelang betreff. Daarom zal men
opmerken dat bepaalde voorzieningen in het eene geval gemaakt
zijn om allen twijfel aangaande het onderwerp op te heffen.