te gaan, niet toegestaan, op grond, dat indien zy spaargelden à
deposito zouden ontvangen, er in het geheel geen middel zou wezen
om toezicht en contrôle er over uit te oefenen. Ook gewone banken
mögen geen spaargelden in deposito nemen.
5. Geen bank mocht toestemming hebben, om zieh af te geven
met het koopen en verkoopen van aandeelen en andere artikelen.
Door de Handels-Wet, de Regiementen van de Bank en die van
de Spaarbanken, welke alle van kracht werden in Juli, 1893,
worden zoodanige instellingen, welke zieh ophouden met het
disconteeren van wissels, geld à deposito nemen en gelden ver-
strekken, beschouwd als banken, en die, welke gelden in deposito
nemen van het algemeene publiek tegen samengestelden interest,
als spaarbanken, welke namen zij ook mögen dragen. Degenen
die zieh met deze soort van zaken wenschen op te houden, moeten
zieh door middel van de plaatselijke autoriteiten tot den Minister
van Financiën wenden om toestemming.
Alle spaarbanken zljn vennootschappen op aandeelen, ieder met
een kapitaal van 30.000 jen of meer. De direeteuren zijn aanspra-
kelijk voor de verplichtingen, welke de bank op zieh genomen
heeft, gedurende hun diensttljd, totdat de aansprakelijkheid vervalt
na den tyd van twee volle jaren na hunne aftreding.
Er is veel verbetering tot stand gebracht in den staat van het
bedrijf der particulière banken sedert de werking van de Handelswet,
de Bank-Reglementen en de Regiementen der Spaarbanken. Op het
einde van December 1893, hadden zy' 541 hoofdkantoren met 160
bijkantoren door het heele land, terwijl het gezamenlijk bedrag
van hun kapitaal op 35.414.860 jen stond. Eene groote vermeer-
dering heeft er sedert dien tijd in hun aantal plaats gehad, in het
bijzonder na den oorlog met China. Aan het einde van 1901
bestonden er 2.402 hoofd-kantoren, terwijl het kapitaal, dat zy
hadden uitstaan, 523.188.149 jen bedroeg.
De toename van de particulière banken sinds 1895 was als volgt:
JAREN. Aantal
Kantoren.
Bij- en
Sub-bijkantoren. Kapitaal.
Jen.
1895 .................................. 908 407 79.998.879
1896 .................................. 1.215 604 159.128.444
1897 .................................. 1.532 1.016 253.242.114
1898 .................................. 1.758 1.357 307.235.534
1899 .................................. 1.982 1.492 338.156.909
1900 .................................. 2.289 1.895 405.674.160
A A N TA L GEWONE BANKEN EN SPAARBANKEN
MET H A A R K A P ITA A L .
SOORTEN
YAN BANKEN.
Aantal
Hoofdkantoren.
Bijbanken en
Sub-bijbanken. Kapitaal
Gewone banken: Jen.
Vennootschap op aandeelen 1.540 1.2 11 321.451.365
Geautoriseerde Maatschappijen
op aandeelen. . . . 1 2 452.000
Geautoriseerde Maatschap-
P ijen ............................ 135 44 9.847.475
Gewone Maatschappijen. . 62 61 15.340.500
Bijzondere B a n k e n ............ 116 56 9.025.510
II. Het Bankstelsel
DOOB
DEN HEER JAMAMOTO,
Ex-Beheerder van de Bank van Japan.
Ofschoon de Japanners oppervlakkig opvliegend en veranderlijk
schijnen, vertrouw ik, dat zy in den grond een degelijk, goed
verstand hebben en weten, hoe zij zieh moeten beheerschen,
wanneer zy in gevaar zyn. De oorlog m6t China en de daarop-
volgende schadeloosstelling liep uit op zeer groote ondernemingen,
welke zieh zöö snel ontwikkelden, dat er niet genoeg geld kwam,
om gelyken tred te houden met de ontwikkeling. De finaneieele
nood van 1900 — 1901 was ongetwijfeld het gevolg van deze over-
kapitalisatie en kan beschouwd worden als een rustpunt in de
geschiedenis van onzen industrieelen vooruitgang.
Na den Chineesch-Japanschen oorlog, toen het geld overvloedig
was, stegen de pryzen van alle handelsartikelen, en de Japanners
werden veel weelderiger in hunne wijze van leven. Daarom was
het de politiek der autoriteiten, de gewoonte van zuinigheid en
spaarzaamheid aan te moedigen, ten einde onze flnancien in hun
normalen toestand te herstellen. Om dat te bewerken, achtte men
het raadzaam berichten te verspreiden, mogelyk eenigszins over-
dreven, over den ernst van den flnancieelen toestand. Dit geschiedde