Artikel II. Op den Keizerlijken Troon zal worden opgevolgd door
den Keizerlijken oudsten zoon.
Artikel III. Wanneer er geen Keizerlijke oudste zoon is, zal
op den Keizerlijken Troon worden opgevolgd door den Keizerlijken
oudsten kleinzoon. Wanneer er noch. Keizerlijke oudste zoon is
noch eenig mannelpk afstammeling van dien, zal worden opgevolgd
door den naast volgenden Keizerlijken zoon in leeftfld en zoovoort
in elk opvolgend geval.
Artikel IV. Voor opvolging op den Keizerlijken troon door eenen
Keizerlijken afstammeling, zal die van den bloede voorrang hebben
boven halfbloedafstammelingen. De opvolging op den Keizerljjken
Troon door den laatste zal beperkt zpn alleen tot die gevallen, waar
er geen Keizerlijke afstammeling van den bloede is.
Artikel Y. Wanneer er geen Keizerlijke afstammeling is, zal op
den Keizerljjken Troon worden opgevolgd door eenen Keizerlijken
broeder en door zflne afstammelingen.
Artikel YI. Wanneer er niet zoo'n Keizerlijke broeder of afstammelingen
van dien zjjn, zal op den Keizerlijken Troon worden
opgevolgd door eenen Keizerlijken oom en door zjjne afstammelingen.
Artikel VII. Wanneer er niet zoo’n Keizerlijke oom of afstammelingen
van dien zfjn, zal op den Keizerlijken Troon worden opgevolgd
door het naastvolgende naaste lid onder de Keizerlijke Familie.
Artikel VlLL. Onder de Keizerlijke broeders en de verre Keizerlijke
verwanten zal in denzelfden graad voorrang worden gegeven
aan de afstammelingen van den bloede boven die van halven bloede
en aan den oudere boven den jongere.
Artikel IX. Wanneer de Keizerlijke erfgenaam ltjdende is aan
eene ongeneeslijke ziekte van geest of lichaam of wanneer eenig
andere gewichtige reden bestaat, kan de orde van opvolging worden
veranderd overeenkomstig de voorgaande voorzieningen, gehoord
den Keizerlijken Familieraad en den Geheimen Raad.
Hoofdstuk II. — Troonsbestijging en Kroning.
Artikel X. Na het verscheiden van den Keizer, zal de Keizerlijke
erfgenaam den Troon bestijgen en de goddelijke schatten der Keizerlijke
voorvaderen verkrflgen.
Artikel XI. De Kroningsplechtigheden zullen worden volvoerd en
een groot Kroningsbanket (Daidjosai) zal worden gehouden te Kioto.
Artikel XII. Met eene Troonsbestijging zal eene nieuwe era
worden ingewfld en haar naam zal onveranderd bljjven gedurende
de geheele regeering, in overeenstemming met den gevestigden
regel van het l ste jaar Meidji.
Hoofdstuk III. — Meerderjarigheid, Instelling van
Keizerin en van Troonopvolger.
Artikel XIII. De Keizer, de Kotaisji en de Kotaison zullen meer-
derjarig worden op den leeftijd van achttien volle jaren.
Artikel XIY. Andere Leden der Keizerlijke Familie dan die vermeld
in het voorgaande artikel, zullen meerderjarig worden op
vollen twintigjarigen leeftijd.
Artikel XY. De zoon des Keizers die Troonopvolger is, zal ge-
noemd worden „Kotaisji.” Ingeval er geen Kotaisji is, zal de
Keizerlijke kleinzoon die Troonopvolger is „Kotaison” worden
genoemd.
Artikel XVI. De instelling van Keizerin en die van Kotaison
zullen bij een Keizerlijk rescript worden verkondigd.
Hoofdstuk IV. — Wijzen van Aanspreken.
Artikel XVII. De wijze van aanspreken voor den Keizer, de
Keizerin-Grootmoeder-Weduwe, de Keizerin-Weduwe en van de
Keizerin zal zjjn Zijne, Hare of Uwe Majesteit.
Artikel XVIII. De Kotaison en zijne gemalin, de Keizerlijke
Prinsen en hunne gemalinnen, de Keizerlijke Prinsessen, dePrinsen
en hunne gemalinnen en de Prinsessen zullen betiteld worden
Zijne, Hare, Hunne of Uwe Hoogheid of Hoogheden.
Hoofdstuk V. — Regentschap.
Artikel XIX. Wanneer de Keizer een minderjarige is, zal een
Regentschap worden ingesteld. Wanneer hij door eene of andere
bestendige oorzaak verhinderd wordt persoonlflk te regeeren, zal
een Regentschap worden ingesteld, gehoordjden Keizerlijken Familie-
Raad en den Geheimen Raad.
Artikel XX. Het Regentschap zal door den Kotaisji of den Kotaison
worden op zieh genomen, bijaldien zij meerderjarig zfln.
Artikel XXI. Wanneer er noch Kotaisji noch Kotaison is of
wanneer de Kotaisji of Kotaison nog niet meerderjarig zjjn geworden,
zal het Regentschap worden op zieh genomen in de volgende orde:
1. Een Keizerlijke Prins of een Prins.
2. De Keizerin.
3. De Keizerin-Weduwe.
4. De Keizerin-Grootmoeder-Weduwe.
5. Eene Keizerlijke Prinses of eene Prinses.