aan het gezantschap, opzettelük gebruik maakte van uitgezocht
Japansch porselein en bladen en dat hü ieder eigenhändig Koreaan-
sche waaiers gaf van ooievaarsveeren gemaakt.
Daar de Koreaansche Regeering teekenen vertoonde van te
dralen, betoogde Hanaboesa nogmaals dringend, dat het ultimatum
werkelpk een ultimatum was en dat de termfln van drie dagen
voor antwoord volstrekt onveranderlpk was. Niettemin liet de
Presideerende Minister den 22st8n weten, dat hü naar het binnen-
land op reis moest voor dienstzaken, zoodat de onderhandelingen
nog verscheidene dagen niet geopend konden worden. Dit toonde
beslist, dat de Koreaansche Regeering in werkelijkheid niet van
plan was de aangelegenheid door rechtstreeksch onderhandelen
te beeindigen. Nu kondigde Hanaboesa zyn vertrek tegen den
volgenden dag aan en eene nota zendende aan Ko-djoen-bokoe,
verweet hij dezen ernstig zjjne onoprechtheid en vermaande hü hem
den toestand wel te overwegen, vöör het te laat was.
Maar het nieuws, dat thans Seoel bereikte, maakte den heelen
toestand klaar. Admiraal Tei-djo-sjo, die eenige dagen tevoren naar
China was teruggekeerd, kwam weer aan in de Koreaansche haven
Noenio met zes pantserschepen en twee transportschepen met zes
garnizoenen uitgezoehte Soldaten onder Li-hoeng-tsjang. Den 23sten,
enkele uren na het vertrek van het Japansche gezantschap naar
Ninsen, kwam de Chineesche boodschapperBa-ken-tsjioe Seoel binnen
in den paJankijn van den hoogsten Koreaanschen ambtenaar, met
Koreaansche Soldaten als voor-renners. Het was zonder twpfel deze
boodschapper, waarop de Koreaansche Regeering wachtte of moest
wachten, vöör zü met Japan in onderhandelingen trad. De toestand,
waarin het Japansche gezantschap zieh nu bevond, was uiterst
ergerljjk; want zpne reis naar Ninsen scheen nu e e n e v l u c h t
voor de s t e r k e r e Chineezen. Toen de Secretaris van de
Japansche Legatie Seoel den 24sten verliet, wierpen de Koreanen
reeds minachtend steenen naar hem.
Er is geen twpfel aan, dat de Chineesche voorbereidingen bedoeld
waren als bedreiging tegen Japan, ingeval onze eischen overmatig
waren; maar onze wflze gematigdheid scheen Ba-ken-tsjioe bewogen
te hebben, eenen anderen koers te nemen dan hü eerst van plan
was. Den 248ten, terwijl Hanaboesa nog in Ninsen vertoefde, kwam
Ba-ken-tsjioe bj] hem en stelde voor als bemiddelaar op te treden
tusschen Japan en Korea, tegeljjkertyd verzekerende, dat hü zieh
niet mengde in de zaken van Korea als onderhoorigheid van China,
maar op zuiver vriendschappelp'ke gronden. Hanaboesa wees het
aanbod af, maar Ba-ken-tsjioe wenschte ernstig, dat Hanaboesa zün
vertrek zou uitstellen, da ar er b e p a a l d hoop b e s t o n d op
eene v r i e n d s c h a p p e l ü k e o pl o s s i n g v a n de moei lük-
heid. Den 25sten beantwoordde Hanaboesa het bezoek van Ba-ken-
tsjioe te Tsjemoelpo, die onmiddellük daarna terugkeerde naar
Ninsen.
Toen volgde de handigste politieke zet van de zü'de der Chineesche
Regeering, welke ons herinnert aan het lot van Yorst Alexander
van Bulgarpe vier jaar later. De Chineesche offleieren Go-tsjo-kei,
Tei-djo-sjo en En-sei-gai lokten Tai-in-koen in hun kamp en hem
van zü'ne vrüheid beroovende, brachten zü hem gevankelük naar
Tientsin en van daar naar Po-tieng, waar hü verscheidene jaren zou
worden opgesloten! De Chineezen plakten nu plakkaten aan op de
voornaamste plaatsen van Seoel, met opschriften in dezen geest:
„Korea is schatplichtig aan China, aan hetwelk het zijne zeden engewoonten
„ontleent. Gedurende verscheidene jaren hebben invloedrijke Ministers zieh
„macht aangematigd en de regeering is tot eene zaak van bijzondere families
„gemaakt, hetgeen eindelooze misbrniken en wangedragingen verwekte, en
„ten slotte de groote rnstverstoring van Juli 1.1. bracht. Het leven der Koningin
„te bedreigen, den Koning geenen eerbied te betoonen, het volk schade te
„doen en de ambtenaren siecht te behandelen, zijn wanordelijkheden van den
„ernstigsten aard. Maar voor elke wanordelijkheid moet eene oorzaak wezen,
„welke ligt hetzij in de opeenhooping van macht in handen van hooge geslachten,
„hetzij in de intriges van kwaadaardige hovelingen. Het gerächt heeft de
„Hoogste Flaats bereikt, dat de voornaamste aanstoker is de vader des Konings
„en Zijne Majesteit (d.w.z. de Chineesche Keizer) zendt thans, zeervertoornd,
„troepen hierheen om hem voor het Keizerlijke Hof te dagen, ten einde uit-
„legging te geven van zijn wangedrag
Dat was de reden die men gaf voor het oplichten van Tai-in-
koen, maar de ware grond ervoor was gelegen in de poging van
Li-hoeng-tsjang, den strüd tusschen de naü’verige partijen in Korea
te benutten om China’s invloed in dat land uit te breiden. De
Koninginne-partij kwam weer aan het bewind, onder beschörming
van het Chineesche leger; en op aanraden der Chineesche offleieren,
toonde zü zieh bereid met het Japansche gezantschap te onderhandelen.
Hanaboesa en zün gevolg hadden zieh reeds ingescheept, toen
hem den 26sten bü het eerste morgengloren een brief gebracht
werd van den Koreaanschen Presideerenden Minister, waarin bleek
van eene oprechte bedoeling, de zaak door vreedzame onderhandelingen
te beöindigen. Hanaboesa stemde toe, het vertrek twee dagen
uit te stellen; de onderhandelingen werden geopend in Tsjemoelpo
laat in den nacht van den 28sten en het verdrag werd geteekend
den 308ten Augustus 1882.
Bü dit verdrag beloofde Korea binnen twintig dagen en in tegen