Gerecht, maar na een langgerekt rechteiyk onderzoek, ontving
hy niet de gerechte straf, welke hfl in de oogen van het Japansche
volk verdiende.
Na negen-en-twintig zittingen was Graaf Inooeje verplicht, den
29sten J u l i 1887 d e y e r(i a g i n g der conferentie bekend te maken
s ine die, op grond dat de codiflcatie van het burgeriyk- en het
handeisrecht moest worden voltooid, alvorens tot verdragsherziening
over te gaan. Graaf Inooeje zelf lei zjjn ambt neer, hetwelk hy
gedurende acht jaar bekleed had en de vierde poging tot herziening
nam een einde.
De Minister-President, Markies Ito, gaf de portefeuille van Buiten-
landsche Zaken aan Graaf Okoema op 1 Februari 1888 en deze
wijdde terstond al zflne energie aan het werk der verdragsherziening,
de routine-zaken van zijn Departement overlatende aan de
zorg van den Onder-Minister Burggraaf Aoki. Zpne politiek was
Unrecht tegenovergesteld aan die van zpnen voorganger, want hy
liet de bestaande verdragen met groote striktheid uitleggen entrok
alle zulke gunsten en voordeelen in, die tot toen toe aan vreemde-
lingen in Japan waren verleend en niet uitdrukkelpk daarin
gestipuleerd waren, ten einde de vreemde Regeeringen zelf de
noodzakelykheid van herziening te doen gevoelen. 0. a. liet hy de
meest-begunstigde-natie-clausule uitleggen v o o rw a a r d e l p k , met
het doel Japan van de noodzakelykheid te bevrpden de verdragen
met alle Mogendheden gehjktydig te herzien.
Het allereerst werd een verdrag van vriendschap geteekend
tusschen Japan en Mexico den 30sten November 1888 en dit was
het eerste verdrag op den voet van volmaakte geiykheid ooit door
de Japansche Regeering geteekend. Den Japanners in Mexico en
den Mexicanen in Japan werd vergund te reizen, te vertoeven of
te wonen in elk deel van het binnenland der respectieve landen;
alleen waren zy tot den ding niet bevoegd, nl. was het hun niet
toegestaan, onroerend goed in eigendom te bezitten. Het tarief
was autonoom, maar het mocht niet te boven gaan of verschillend
zpn van de rechten, geheven van de invoeren van andere naties.
Er was geen spoor van exterritorialiteit in. De behandeling als-
meest-begunstigde-natie was natuuriyk wederkeerig en tegeiykertyd
voorwaardelpk, d.w.z. het recht of het voordeel, toegestaan aan
A, moest ook worden verleend aan B, C, D enz. zonder vergoeding,
zoo het toestaan van het oorspronkeiyke recht of voordeel zonder
vergoeding had plaats gehad, maar met dezelfde of gelpkwaardige
vergoeding, zoo het oorspronkeiyke recht of voordeel in ruil tegen
eenig ander recht of voordeel was toegestaan.
Tegeiykertyd werden de onderhandelingen voortgezet met de
Yereenigde Staten, waarvan de Gezant in Tokio instructies vroeg
aan zyne Regeering per telegram tegen het einde van het jaar 1888
en binnen acht-en-veertig uur antwoord kreeg, dat hy het verdrag,
zooals het door Japan was voorgesteld, moest aannemen. Engeland,
Frankryk, Duitschland, Rusland, Italiö en Oostenryk-Hongarye
werden ook uitgenoodigd eene herziening te overwegen.
Middelerwyi greep er in Japan eene gebeurtenis van het grootste
gewicht plaats, welke aan de zaak der verdragsherziening een
geheel nieuw aanzien gaf. Daarvöör, den 30sten April 1888, legde
Markies Ito zpn premierschap neer ten gunste van Graaf Koeroda,
en zelf President wordende van den pas-geschapen Geheimen Raad,
onderwierp hy het ontwerp der onder zyn toezicht samengestelde
constitutioneele wetten aan de beraadslaging van dat verheven
lichaam, bestaande uit alle manneiyke leden der Keizeriyke Familie,
de in functie zy'nde Staatsministers en bpzondere Raadsheeren,
onder welke alle de grootste persooniykheden van het nieuwe
tydperk voorkwamen, zooals Prins Sandjo, de Graven Higasjikoedjd,
Sojedjima, Teradjima, Oki, Sano, Katsoe, Torio, Tosjil, de Burg-
graven Enomoto, Nomoera, Hidjikata. De Keizer woonde bijna alle
zittingen van den Raad in persoon by, en toen nu de Keizeriyke
Grondwet en de daarbybehoorende wetten en ordonnanties voltooid
waren, werden zy den 1 1 den Februari 1889 afgekondigd. Japan zou
voortaan zijn een constitutioneele Staat, en geiyk eenen constitutio-
neelen Staat betaamt, zou het het onbeperkte recht van onafhankelijk-
heid genieten in zijnebuitenlandsche betrekkingen, zoodat de verdragsherziening
nu eene nieuwe beteekenis en eene nieuwe urgentie kreeg.
In Duitschland werden de onderhandelingen gevoerd tusschen
onzen Gezant, Markies Saiondji, en Graaf Herbert Bismarck en het
op den 1 1 den Juni 1889 door onze Regeering ontvangen telegram
kondigde aan, dat het verdrag geteekend was. Dit werd een groot
succes geacht van de zjde van Graaf Okoema. Rusland stemde ook
in de herziening toe. De Gezanten van Spanje, Portugal, Holland
en andere kleinere Mogendheden werden nu uitgenoodigd volmachten
te krijgen van hunne Regeeringen betreffende verdragsherziening.
Maar weer had er eene onverwachte verhindering plaats. Een
correspondent der Londensche „Times” berichtte van hier den
1 1 den Maart 1889 den hoofdinhoud van het nieuwe verdrag, hetwelk
verscheen in het nummer van 19 April en onder de Japansche
lezers van dat blad omstreeks dezen tijd werd verspreid. Die hoofdinhoud
was als volgt: *)
*) De Engelselie teksfc was opnieuw vertaald uit de vertaling in het Japansch.
Yebt .