papiergeld moest uit noodzaak uitgegeven worden om de uit-
gaven der administratie te bestrüden. De belastingen werden nog
betaald in ryst, en dewyl de prüs der rü'st zeer sterk wisselde,
was er geen vastheid van inkomsten. Anderzyds waren de leiders
van de nieuwe Regeering voornamelük mannen die gewoon waren
geweest oorlog en het banteeren der wapens als een beroep te
beschouwen. Dezen hadden natuurlyk weinig begrip van economische
en financieele vraagstukken.
De stemming van de leiders der natie vöör de Restauratie was
sterk tegen het buitenland, en het vuren op vreemde schepen door
de hoofden in het Zuiden was slechts een uiterlyk teeken van de
stemming van het volk in het algemeen. Na de Restauratie evenwel
werd men zieh bewust dat het alleen mogelyk zou wezen zieh met
goed gevolg met de vreemdelingen te meten door hunne eigene
methoden over te nemen. De vorige tegen de vreemdelingen bestaande
stemming was voornamelijk te wijten aan de leer der Chineesche
wü'sgeeren. De omkeer in de stemming was zeer groot en het ver-
europeeschen van alles geschiedde met volle vaart. Vroeger, onder
de Tokoegawa-regeering, was het zelfs aan ieder Japansch onder-
daan verboden het land te verlaten. In gezelschap van den • tegen-
woordigen Markies Ito en drie andere jonge mannen, wist ik
nochtans Lenden te bereiken nu veertig jaren geleden, vier jaren
vöör de Restauratie. Toen wü teruggekomen waren, verklaarden
wp ons sterk ten gunste van het invoeren van buitenlandsche
methoden. Langzamerhand openbaarde zieh eene reactie en werd
alles ingericht naar Europeesch voorbeeld B onderwijs, gerechts-
hoven, land- en zeemacht, enz. Toen deed zieh het eigenaardig
geval voor, dat de hoogere standen van het openbare leven zieh
veel sneller op de baan des vooruitgangs bewogen dan de lagere,
en dat het uitwendig geraamte en samenstel van een modern
besehaafd en ingewikkeld staatkundig stelsel was overgenomen eer
dat de spieren en zenuwen tyd gehad hadden zieh in gelijke mate
te ontwikkelen. Zoo werden rechtbanken ingesteld, terwyl het
Burgerljjk Wetboek en de strafwetten nog niet herzien waren.
Zoodanig was de eigenaardige toestand des lands bü het begin van
bet nieuwe tydvak.
Indien wjj terugkeeren op de financieele zyde van den toestand,
merken wp in de eerste plaats op, hoe onbevredigend de wüze van
belastingheffing was. Ieder feodaal heer had zyne eigene wyze en
zyne eigene belastingen. Buitendien werden de belastingen, gelyk
reeds gezegd, voldaan in ryst. Het was alleszins natuurljjk dat
men onder zulke omstandigheden eenerzyds verviel tot groote uit-
gaven, die door de plotselinge en groote hervormingen noodzakelyk
waren, en dat anderzyds de inkomsten zöö onzeker waren, dat de
financien in een weinig benydenswaardigen Staat verkeerden. Het
in omloop zynde papiergeld van allerlei soort droeg ook by tot
de financieele moeielykheden. Daar verschillende departementen op
eene Europeesche leest geschoeid waren geworden, werden de uit-
gaven een vaststaand bedrag. En hieraan moest men te gemoet
komen met steeds veranderlyke en onzekere inkomsten. Dit was
een staat van zaken die niet lang kon duren, en in het derde jaar
Meidji (1870) werd het feodaalstelsel afgeschaft en het land der
feodale heeren onder onmiddellyke contröle der Regeering gesteld.
De verschillende muntbiljetten werden ook alle ingezameld en
onder het Keizerlyk Gouvernement geeentraliseerd.
Het Departement van Financien was te dier tijde onder de
directie van wylen den Markies Okoebo, terwyl Baron Sjiboesawa
en ik Vice-Ministers waren. De uitgaven bleven snel aangroeien en
de Regeering was weinig geneigd de noodige maatregelen te nemen
om aan deze uitgaven het hoofd te bieden, en den vooruitgang en
de ontwikkeling des lands te regelen en te leiden. Iedereen zwolg
in de weelde van Europeesche denkbeeiden. Zoodanig was de Staat
van zaken te dier tyde, toen mijn ambtgenoot en ik een geheel
tegenovergesteld gevoelen waren toegedaan, dat een of ander radi-
cale maatregel moest genomen worden alvorens het te laat was.
Ten slotte, in 1873, dienden wij ons ontslag in, een memorie
achterlatende van wat wij noodig achtten om den toestand der
financien in orde te brengen.
Graaf Okoema nam toen het toezicht op zieh over het Departement
van financien en beyverde zieh ten zeerste om de converti-
biliteit van het door den Staat uitgegeven papiergeld te hand-
haven. Alle hoop om te slagen werd echter verydeld door het
uitbreken van den opstand van Kagosjima, hetgeen noodzakelyk
maakte dat nog vorder papiergeld werd uitgegeven. In 1881
werd Graaf Matroekata Minister van Financien, en men vond het
toen volstrekt noodzakelyk beslissende stappen te doen om het
papiergeld in te wisselen. Hiermede waren alle partyen het
eens, zöö zichtbaar was het gevaar. In dat jaar gold de zilveren
jen 1 jen 80 sen in papiergeld. Er werd bepaald dat al het
papiergeld inwisselbaar zou verklaard worden binnen 6 jaar, en
reeds aan het einde van het vierde jaar, in 1885, was dit werk
volbracht en de toestand der financien verbeterd.
De vereuropeesching der hoogere standen van het openbare leven,
terwyl de lagere onveranderd bleven, veroorzaakte veel stoornis en
onrust. Het volk in het algemeen begon aanspraken te verheffen om
iets in de Regeering te zeggen te hebben, en in 1880 werd hun