was dat eenige van die ondernemingen in elkaar zjjn gestört, nadat
zij pas enkele jaren gedreven waren. Gtebrek aan bevoegde, technische
kennis heeft ook de mislukking teweeggebracht, en deze
twee oorzaken — gebrek aan kapitaal en gebrek aan ervaring —
moeten worden beschouwd als de tegenwoordige economische mislukking
te hebben teweeggebracht. Daar is nog een punt dat in
overweging genomen moet worden, als men de huidige werkeloosheid
op economisch gebied nagaat, en dat is gebrek aan oprechtheid en
gevoel van verantwoordelykheid bjj allen die met het werk belast
ziJn. Want beheerders en deskundigen en zelfs de maatschappjjen,
hebben vaak oneerlpk gehandeld en getracht de verplichting te
ontduiken van schulden, op verschillende plaatsen aangegaan, te
betalen. Inderdaad, die beheerders en deskundigen waren niet
waard zulke verantwoordelyke betrekkingen op zieh te nemen.
Op alle deze punten moet zorgvuldig acht geslagen worden door
alle leden van den Landdag, op welken de zware verantwoorde-
lykheid rust de geldmiddelen van den Staat op een gezonde basis
te regelen.
Voor het gemak bjj het geven van een overzicht der geschiedenis
van Japans geldmiddelen, zou ik die gaarne in 3 perioden ver-
deelen | i de l ste loopende van het begin van het Meidji-tpdperk
tot het 10da jaar (1887); de 2de van het 10de tot het 278t 6 jaar (1894);
en ten slotte van het 27ale jaar tot op heden. Met uw verlof zou
ik gaarne hier op dit tydstip een overzicht geven van de geschiedenis
der geldmiddelen onder de Meidji-Regeering, maar ik moet u
eraan herinneren dat hetgeen ik u te zeggen heb verre van vol-
ledig of volmaakt is. Met dit voorbehoud, kan ik kortelings consta-
teeren dat het geld in specie dat Japan bezat in den t£jd vöör de
Restauratie ongeveer 100,000,000 jen bedroeg en deze hoeveelheid
bleef nagenoeg constant, daar het land toen ter tyd feiteljjk van
de wereld was afgesloten. Elke plaatselijke „clan” sloeg toen zjjn
eigen munt, te zamen ongeveer 30,000,000 jen bedragende, welke
werd geconverteerd in eene geconsolideerde obligatieleening, toen
de Restauratie was tot stand gebracht. In verloop van tjjd onder-
ging de hoeveelheid specie grootere of kleinere veranderingen, maar
zelfs omstreeks het jaar 187B moet zjj van 100,000,000 tot 80,000,000
jen bedragen hebben. Dit bedrag moet uit het land verdwenen zjjn,
en die exodus had wel wat te plotseling plaats, want in een paar
jaar ging het meeste het land uit, en wat achterbleef, was allemaal
in de kelders van de Regeering en slechts papieren geld was toen
in omloop. Toch stond het papier ä pari. Intusschen waren de
geldmiddelen van den Staat, evenals de economische markt in het
algemeen, in uitermate moeilijke omstandigheden geraakt. De toenmalige
Regeering zon en zon op maatregelen om het land uit deze
moeilijkheid te redden. De bevrÿding verscheen in den vorm van
een Keizerlÿk edict, uitgevaardigd in de lente van 1877 — een
edict dat de verlaging van het percentage der grondbelasting procla-
meerde. De waarheid is dat de Regeering beslist had dat het
eenige, gezonde geneesmiddel bestond in het manmoedig aanvaarden
van een bezuinigingsplan. Ik herinner my (nog) goed, welke drastische
hervormingen de Regeering besliste uit te voeren als maatregel
ter genezing, want ik was toen Minister van het Departement
van Openbare Werken. De oorspronkelÿke begrooting van dat département
was ongeveer 3,900,000 jen voor het jaar 1877 en die som
werd verminderd tot 2,000,000. Dit programma zou ten slotte
succès hebben gehad, hadde niet de Satsoema-burgeroorlog, die in
hetzelfde jaar uitbrak, alles onderste boven geworpen. Economisch
en financieel bleek de oorlog noodlottig, en eens stond het papieren
geld tot het goud zelfs als 1.80 tot 1. —. Toen de oorlog voorbij
was, liervatte de Regeering haar oorspronkelijk programma tot
herstel met verdubbelde energie; toch was de in Japan gebleven
specie 4 of 5 jaar later niet meer dan 8,000,000. De toenmalige
Minister van Financiën, G-raaf Matsoekata, vatte allerlei plannen op
om het wegvloeien van de specie te verhinderen en het toestroomen
aan te moedigen. Het resultaat was wel geruststellend, want in
1883 was de hoeveelheid specie aangegroeid tot 19,000,000, totdat
eindelyk in 1887 het papieren geld weer op pari kwam te staan.
Omstreeks den tyd dat het constitutioneele régime eenen aan-
vang nam, in 1890, begonnen het flnancieele programma der
Regeering en de ondernemingen op economisch gebied eene uit-
zetting te vertoonen die de perken wel wat te buiten ging, en
die ontijdige uitzetting leverde gevaar op voor eene paniek. Het
dreigende gevaar ging echter over en door het daarna aangenomen
programma van bezuiniging, gepaard aan de inschikkelijkheid van
den Landdag in zÿne eischen, had de Schatkist eene som van
36.000.000 jen tot hare beschikking, toen de Chineesch-Japansche
oorlog uitbrak. Tegelÿkertÿd bezat de Bank van Japan ruim
90.000.000 jen dekking van papieren geld, want het systeem van
converteerbaarheid (der inwisselbaarheid van papier tegen munt)
was in den tusschentijd ingevoerd.
Als ik den toestand der financiën dadely'k na den Satsoema-
burgeroorlog mag vergeh)ken met den Staat van zaken in een huis
waar rouw en zwakte is, dunkt me dat ik de zaken na den
oorlog van tien jaren geleden zou mögen vergelÿken met een feest
in datzelfde huis, nadat een tÿd van rouw voorby is. In het eerste
geval besloot bÿ zichzelf de gansche natie de uiterste zuinigheid te