Van zulke maatregelen kan slechts tydelfjk wezen. Onderzoekingen
die ik heb ingesteld leiden my tot de conclusie, dat de manufac-
turen welke met voordeel door Japanners kunnen vervaardigd
worden, in waarde ten naasten b ij 51.000.000 jen bedragen. Maar
hoe moeten de fabrieken georganiseerd worden? De rentevoet is
hoog en het is moeielijk kapitaal te bekomen. Sommige industrieön
kunnen bezwaariyk met voordeel gedreven worden, tenzp op kleine
schaal of door samensmelting van kapitaal, en andere, die op
groote schaal zijn ingericht, lyden van onbehoorlpke vreemde con-
currentie. Yolgens de tegenwoordige schikkingen doet deRegeering,
bij aankoopen van dekens, laken en andere artikelen, eene oproe-
ping bij advertentie voor concurreerende aanbiedingen, zooals voor-
geschreven door de Wet op de Oomptabiliteit. Zoogenaamde concurreerende
aanbiedingen lyken oppervlakkig recht en billijk, doch zpn
in werkelijkheid vol misbruiken. Wanneer binnenlandsche fabrikaten
in het spei zijn, kunnen de zaken glad geregeld worden, maar
wanneer men artikelen noodig heeft die eene zeer bijzondere wijze
van bewerking vereischen, kan het raadzaam wezen, dat de aan-
nemers in staat gesteld worden om van de Regeering bijzondere
voorwaarden te erlangen dat contracten gedurende een tydperk,
laat ons zeggen van vijf of tien jaren, verlengd worden. Zulk eene
concessie zou, indirect, het middel zijn om de nijverheid te bevor-
deren. Zonder eene gunst van dezen aard kan de nijverheid bij geen
mogelijkheid vorderingen maken. Bovendien, de Wet op den Compta-
biliteit, waarvan ik gewaagde, möge geschikt geweest zijn voor
den tjjd toen ze werd opgesteld, maar volgende veranderingen
hebben eenige wijzigingen noodzakelijk gemaakt. Beschouwd in
haar geheel, heeft ze, in hären tegenwoordigen vorm, eene neiging
om den invoer van voorraden uit het buitenland te bevorderen.
Yijftig millioen jen jaarlijks kan aan binnenlandsche ondernemingen
verzekerd worden. Reeds de helft van dat bedrag zal voor het
tegenwoordige volstaan om den exodus van goud tegen te houden.
Deze overweging leidt mij er töe, op de noodzakelijkheid van eene
stelselmatige ontwikkeling der nijverheid aan te dringen. Het is
raadzaam alle spoorwegondememingen te schorsen gedurende de
eerste twee of drie jaren, nademaal de Regeering, die eene pzer-
gieterij in Wakamotsoe opgericht heeft ten koste van 14.000.000
jen in klinkende munt (boven de uitgaven gedaan bij havenbouw),
vermoedelijk bij machte zal wezen aan het einde van het jaar
spoorstaven te leveren. Het ongemak, voortvloeiende uit het uit-
stellen van zekere spoorwegondememingen gedurende eenige weinige
jaren zal, naar ik vertrouw, niet zöö groot zjjn, dat het opweegt
tegen het voordeel dat men de spoorstaven der ijzergieterij gebruikt.
Het is noodig den geest van speculatie in spoorwegen en dergeiyke-
ondernemingen te stuiten, en niets zal dit uitwerken dan eene
houdmg van matiging van den kant van kapitalisten en onder-
nemende mannen; zelfs wetten en verordeningen zouden vergeiyken-
derwijs vruchteloos wezen. Het gezamenlijk bedrag van uitvoeren
en mvoeren van het l«te tot het 81*» jaar Meidji wflst eene over-
maat van 225.960.000 jen ten gunste van de laatste aan. Tot dat
bedrag moet derhalve klinkende munt naar het buitenland gegaan
zjjn. Tegen deze opmerking zouden sommigen kunnen wijzen op
de schadevergoeding van over de 350.000.000 jen van China en op
andere sommen, uitmakende een totaal van ongeveer 365.000.000
jen. Van dit bedrag werden sommen besteed voor de uitbreiding
van de vloot en het leger en voor de oprichting van eene ijzergieterij,
terwijl aanzienlyke bedragen begrepen waren in bijzondere rekeningen
en ook in algemeene rekeningen voor het 30^ jaar Meidji, alsmede
in de toelagen aan de Keizerlijke Huishouding. Een gedeelte werd
ook afgezonderd als een fonds voor onderwijs, een reservefonds
voor natuurrampen, en een fonds voor oorlogsschepen en torpedo’s,
terwijl wederom andere sommen gebracht werden op de algemeene
rekenmg voor het 81»*e jaar Meidji, en het overschot bewaard
werd voor liquidatie van gevallen van industrieele aansprakelijkheid.
Aandacht op de Chineesche markten is ook even noodzakelijk
als de regeling der voorwaarden voor binnenlandsche nijverheid.
Japansche mannen van zaken komen m China al heel weinig op
den voorgrond. Dit is niet te wijten aan de slapheid onzer diplomatic,
maar aan het gebrek aan ondememingsgeest van de zijde
van onzen handelstand. De (Japansche) kooplieden in China verdienen
den naam niet van kooplieden; hunne handelszaken zijn nietig.
In het geval van Engeland ziet men dat de pogingen der kooplieden
voorafgaan aan handeling door de Regeering. Vertoogen worden by
de Regeering ingediend door mannen van zaken of lichameD, zooals
de Hongkong- en Shanghai-Bank, of de China-Association, ofJardine,
Matheson en Co., die by de Regeering aandringen om spoorwegen
mijnbouw-eoncessies, enz. te garandeeren. De Engelsche Regeering
geeft dan instructies aan hare vertegenwoordigers in Peking om
onderhandelingen aan te knoopen met de Chineesche Regeering, om
het booogde doel te bereiken. Maar in het geval van de Japanners
zijn nooit zulke vertoogen ingediend. Als Japan geiyken tred wenscht
te houden met andere naties, moeten zpne mannen van zaken
meer toonen een open oog te hebben voor de günstige kansen die
zieh hun aanbieden.
Men dacht vroeger dat de herziening der tractaten en het open-
stellen van het land voor eene gemengde bevolking ten gevolge
24