Voorouder-vereering en de Wet.
Wij moeten nu de verhouding van de voorouder-vereering tot
de Wet beschouwen. Dat de grondslag van onze regeering de ver-
eering der voorouders was, blijkt uit het woord voor „gouverne-
ment”, „Matsoerigoto”, dat de z a k e n van e e r e d i e n s t beteekent.
De ceremonie van „Seidji-hadjime” of „begin der staatszaken” , die
den 4den Januari plaats heeft, bestaat daarin, dat de Keizer van
zjjne ministers de verslagen ontvangt over de aangelegenheden
van den Tempel van Daidjingoe, de Stammoeder des Keizers. Aldus
begint de werkzaamheid van ons Gouvernement ieder jaar met
zaken betreffende voorouder-vereering. Zelfs na de invoering van
de Chineesche beschaving in de oude tjjden, en de groote bervorming
van het Taikwa-tydperk in 445—649 A.D., had het Departement
van Eeredienst den voorrang boven alle andere Regeeringsdepar-
tementen, zelfs boven „Da Djo Gwan” , of den Grooten Raad
van State, die naderhand hervormd werd tot het Kabinet. En
hoewel de zaken van den Eeredienst nu geadministreerd worden
door bureau’s van het Departement van Binnenlandsche zaken en
het Keizerlijk Huis, worden in bijna iedere zitting van den Land-
dag moties voorgesteld, om bij het Gouvernement aan te dringen
op herstel van het Departement van Eeredienst.
De regeling tot in de kleinste bijzonderheden van het ritueel
bjj den eeredienst zijn te vinden in de oude wetboeken, zooals het
Taiho-Wetboek en de Jengi Sjiki; en alle groote staatszaken zooals
de afkondiging der Constitutie, de oorlogsverklaring, het sluiten
van vrede en de revisie van tractaten met vreemde Mogendheden,
worden gewoonljjk in den Tempel van de Keizerlijke Stammoeder
te Ise, en somtgds aan de graven van andere Keizerlijke voorouders,
medegedeeld.
De Constitutie.
De tegenwoordige Constitutie van het Keizerrijk Japan werd
door den Keizer afgekondigd op den l l den Februari 1889, den dag
van het nationale feest van Kigensetsoe, of den gedenkdag van
de stichting van het Keizerrijk door den eersten Keizer Djimmoe
Tenno. Bij het opstellen van deze Constitutie, bestudeerde men de
Constituties van Westersche landen, en de meeste grondbeginselen,
die in de samenstellende bestanddeelen van constitutioneele Regee-
ringen aanwezig zijn, heeft men overgenomen, voor zoo ver zij
vereenigbaar zijn met de grondbeginselen van den Keizerljjken
regeeringsvorm, zooals die sedert het begin van ons rflk bestaan
heeft. Dat grondbeginsel wordt duidelijk uitgedrukt in het eerste
artikel der Grondwet: „Het Keizerrijk Japan zal geregeerd en
bestuurd worden door „eene g e d u r e n d e al le e euwi g h e i d
o n a f g e b r o k e n l inie van K e i ze r s”. Dat de grondslag der
Constitutie de vereering der Keizerlijke voorouders is, wordt
bepaaldelflk te kennen gegeven in de Inleiding der Constitutie,
welke aldus luidt: „Hebbende door de deugden onzer voorouders
den troon beklommen in lijnrechte opvolging gedurende alle eeuwigheid;
bedenkende, dat Onze geliefde onderdanen j u i s t dezel fden
zijn die de genadige zorg en liefderijke waakzaamheid van Onze
Voorouders genoten hebben, en begeerig hun welzjjn te bevorderen
en hunne zedelijke en geesteljjke Vermögens te ontwikkelen; en
hopende den voorspoed en vooruitgang van den Staat te handha-
ven in gemeen overleg met Ons volk en met hunnen steun: kündigen
Wjj hierbi). . . . eene staatsgrondwet af, om de grondbeginselen
bloot te leggen, waardoor Wij ons in Ons gedrag moeten
laten leiden en aan te wijzen, waaraan zieh Onze afstammelingen,
onderdanen en hunne afstammelingen voor altijd zullen te houden
hebben. De r e c h t e n van S o u v e r e i n i t e i t over den S t a a t
h e bb en Wij geör fd va n Onze Voor o u d e r s , en Wij zullen
die Onzen nakomelingen nalaten. Noch Wij, noch Zij zullen in
gebreke blijven de rechten te handhaven, in overeenstemming met
de voorzieningen der Constitutie hierbij verleend”.
In den loop der Keizerlijke toespraak bij gelegenheid van de
afkondiging der Constitutie, zeide Zijne Majesteit: „De Kei z e r l
i jke S t i c h t e r v an Ons H u is en Onze o v e ri g e K e i z e r lijk
e Vo o r o u d e r s hebben, geholpen en gesteund door de voor-
v a d e r e n Onzer onderdanen, de grondslagen van Ons Rijk gelegd
op eene basis die eeuwig zal duren. Dat deze diamant de jaarboeken
van Ons Land siert, is te danken aan de schitterende deugden van
Onze Heilige Keizerlijke Voorouders en aan de trouw en dapper-
heid onzer onderdanen, hunne vaderlandsliefde en hun publieken
geest” .
Daarna zwoer Zijne Majesteit een eed aan de Keizerlijke Voorouders
in het heiligdom van het paleis, om de voorzieningen der
Grondwet na te leven, waarbij Hij de verklaring aflegde, dat de
Constitutie eene ontvouwing was van de grootsche voorschriften voor
het gedrag der Regeering, welke ons door den Keizerlijken Stichter
van Ons Huis en door onze andere Keizerlijke Voorouders nagela-
ten zfln” , en dat de nieuwe Constitutie ten doel had „helderheid
en duidelijkheid te geven aan de lessen, door den Keizerlijken
Stichter van ons Huis en door onze overige Keizerlijke Voorouders