te leeren. Zy lieten de gelegenheid niet ongebruikt, want het was
door hen in dienst te stellen, dat de Toekoegawa-Regeering nader-
hand in staat was een aantal soortgelyke zeilschepen als de door
de Russen gebouwde schoeners te vervaardigen. De meeste van
deze werklieden werden vervolgens gebruikt onder het nieuw-gestichte
Departement van Zeevaart van het Sjogoenaat; en na verloop van
tijd deden z\j zooveel ondervinding op, dat zy, toen de werf te
Jokosoeka opgericht was, de kern van de werkkracht daarvan
vormden. In het tweede jaar Ansei (1855) gaf de Koning der
Nederlanden een van zyne oorlogsschepen aan den Tokoegawa
Sjogoen ten geschenke, die het Kwa n - k o Mar oe herdoopte, en
in Nagasaki stationeerde als opleidingsschip. Ter zelfder tyd kwa-
men er in Nagasaki verscheidene marine-instructeurs uit Holland
ter voldoening aan het verzoek, het vorige jaär door de Tokoegawa-
Regeering aan de Regeering van dat land gedaan. Eerstgenoemd
Gouvernement koos een aantal jonge mannen uit en plaatste hen
aan boord van de Kwan - k o Maroe om stuurmanskunst en zee-
vaartkunde van de nieuw-aangekomen onderwyzers te leeren. Dit
was de oorsprong der Japansche zeevaart.
Nu de Tokoegawa-Regeering aldus in het bezit van eenige oorlogsschepen
gekomen was en een opleidingscursus in zeevaart-
kundige wetenschappen en kunsten geopend had, verlangde zy
natuurlijk werkplaatsen te openen, waar onderricht gegeven kon
worden in de kunst van scheepsbouw, benevens in die van het
verrichten der gewone herstellingen aan deze schepen. Zy wendde
zieh daarvoor tot de Nederlandsche Regeering voor den aankoop
van de noodige machinerieen en ook voor de indienstneming van
eenige deskundigen. De deskundigen en de machinerieön kwamen
in het vierde jaar Ansei (1857) in Nagasaki aan, en na eene ge-
schikte plaats uitgezocht te hebben te Akoeno-oera aan die haven,
maakte men met de oprichting der werken onmiddellyk een aan-
vang. De werken werden voleindigd in het eerste jaar Boenkjoe
(1861). Uit dit kleine begin ontwikkelde zieh de onderneming, na
verscheidene veranderingen, ten laatste tot de tegenwoordige groote
en bloeiende inrichting, bekend als de Mitsoe Bisji Dok- en Ma-
chine-werken.
De zee-cadetten van de Tokoegawa-Regeering te Nagasaki ont-
vingen, behalve dat zy zeevaart en artillerie bestuurden, onderricht
van Hollandsche onderwyzers in de scheepsbouwkunst. Zij bouwden
onder leiding van deze leeraren een kotier, die in het 4de jaar
(1857) klaar kwam.
In het 2de jaar Boenkjoe (1862) opende de Tokoegawa-Regeering,
met het doel om eene scheepstimmerwerf in Nagasaki op te richten,
onderhandelingen met de Hollandsche Regeering over het in dienst
nemen van ingénieurs en werklieden. Nadat de laatsten in het
4de jaar Boenkjoe (1864) in Nagasaki aangekomen waren, werd de
scheepsmakerswerf te Tategami in bekwamen tÿd gebouwd. Hoewel
de voorbereidingen voor .het bouwen van oorlogsschepen aldus ge-
nomen waren, werd er aan het eigenlÿke werk nog niet begonnen,
uitgezonderd eenige weinige kleine ongewapende stoombooten, daar
de inrichting gewoonlÿk alleen voor reparatiedoeleinden gebruikt
werd. De zaken gingen in dezen toestand door, tot aan het 4de jaar
Meidji (1871), toen de werken van Nagasaki onder contrôle van het
Departement van Openbare Werken (sedert afgeschaft) kwamen en
zÿ, behalve de toevoeging van een droogdok te Tategami, op ver-
schillende manieren uitgebreid waren. Het bleef in handen van het
nieuwe Gouvernement tot aan het 17d6jaar Meidji (1884), toen het
gekocht werd door de firma Mitsoe Bisji, onder wier beheer het
sedert dien tÿd de belangrÿ'kste werf in het Yerre Oosten geworden is.
Wÿ loopen echter den eigenlÿ'ken gang van onze geschiedenis
vooruit. Om nu terug te komen op de laatste dagen van Tokoegawa.
Die Regeering, Nagasaki ongeschikt achtende voor de plaatsing
der hoofdkwartieren van den marine-scheepsbouw, koos voor dat
doel Jokosoeka uit in het eerste jaar Gendji (1864), en wendde zieh
tegelÿk tot de Pransche Regeering voor het werven van eenige
Pransche zee-bouwkundigen. Bÿ aankomst van dezen en van de
machines, ook in Prankriik besteld, werd met het bouwen der
werken onmiddellyk een aanvang gemaakt in het tweede jaar
Kei-o (1866); doch, vöördat zÿ voltooid waren, moest de Tokoegawa-
Regeering de geheele bestuursmacht aan het Keizerlÿk Hof terug-
geven. De nieuwe Regeering voltooide de werken te Jokosoeka,
welke sedert dien tÿd de grootste marine-werf in Japan geworden zÿn.
Er is reeds vermeld, dat de Gouvernementswerf te Nagasaki in
het bezit van eene particulière flrma is overgegaan — nl. die van
de Mitsoe Bisji. Eene andere werf, die het nieuwe Gouvernement te
Kobe vestigde in het zevende jaar Meidji (1874) en die gebruikt
werd voor het doen van herstellingen, ging ook in particulier eigen-
dom over in het 17de jaar Meidji (1884); de nieuwe eigenaar was
ni. de Kawasaki-Scheepsbouw Maatschappÿ, welke onlangs begonnen
is met Orders aan te nemen voor het bouwen van schepen.
Om een overzicht te geven van den algemeenen vooruitgang in
de scheepsbouw-industrie, sinds het nieuwe tÿdperk van verlichting
ingeleid werd door de teruggave der politieke macht aan het Keizerlÿk
Hof in 1868. Het gevolg van den gezonden prikkel, veroorzaakt
door de politiek van hervorming en vooruitgang door de nieuwe
Regeering gevolgd, was dadelÿk merkbaar in den snellen groei van