ik u slechts te verwijzen naar een adres dat ik uitsprak toen onze
partp werd gevormd en naar het programma dat bp die gelegenheid
werd uitgegeven.
Wat betreft de a. s. Algemeene Yerkiezingen dunkt mp dat het
nauwelpks noodig is, u er op te wpzen dat het doel onzer partp
moet zpn zooveel mogelpk candidaten weer in den Landdag te
brengen die trouw zpn aan de zooeven bedoelde beginselen, en
tegelijkertpd van onkreukbaar karakter zpn en begiftigd met genoeg
moed en standvastigheid om trouw te blpven aan hunne over-
tuiging. Met betrekking tot de nu te volgen methode van het
voeren der verkiezingscampagne, zal ik binnenkort gedetailleerde
instructies atzenden naar onze onderbureau’s. Laat het voldoende
zpn te zeggen, dat aangezien eene recht-door-zee gaande gedragslpn,
volle vrpheid en absoluut goed vertrouwen in alle zaken tot de
verkiezing behoorende een eerste vereischte zijn voor eene richtige
vertegenwoordiging der natie, onze partij moet trachten te vermeiden
op de kiezers onwettigen druk of onzuivere invloeden uit
te oefenen en dat wp door ons voorbeeld anderen ervan moeten
afhouden zulke laakbare middelen te baat te nemen. Een gezond
kiezerscorps is hoofdvereischte voor eene gezonde Karner van
Afgevaardigden; en het is niet meer dan plicht voor onze partij
het initiatief te nemen, en tevens het publiek in dit opzicht een
goed voorbeeld te geven.
Ik zou ook de tot onze partij behoorende kiezers wel willen
aanbevelen, steeds te bedenken dat zij niet alleen een wettelijk
recht hebben om hunne stem te doen hooren, maar zedelpk ver-
plicht zijn ertoe bjj te dragen dat het constitutioneele leven van
den Staat door nauwgezet dat recht uit te oefenen worde vervol-
maakt. Zp behooren vorder alle onnoodige wrpving onder elkaar
te vermijden, en in hun verkeer met anderen (evenzoo) alle wrpving
waardoor kans bestaat dat het sociale stelsel van ons land gevaar
loopt. Bovenal druk ik u op het hart u te herinneren dat wp
steeds de nationale belangen boven de voorbpgaande eener politieke
partij moeten stellen.
Oversicht van den vooruitgang onder de Grondwet1).
Bp de afkondiging der Grondwet, decreteerde de Keizer:
„Overwegende, dat Onze onderdanen de nakomelingen zijn der
loyale en goede onderdanen van Onze Keizerlijke voorouders,
twpfelen Wp niet of Onze onderdanen zullen door Onze inzichten
*) Bede, nitgesproken in het laatst van het jaar 1902 tot de Seijoe-kai.
worden geleid en zullen met al Onze pogingen instemmen en
dat zij, eensgezind samenwerkende, zullen deelen in Onze hoop,
den roem van Ons land in binnen- en buitenland te openbaren en
voor eeuwig de bestendigheid van het werk, Ons door Onze Keizerlijke
voorouders opgedragen, te waarborgen.”
Aangezien zoo het Keizerlijk decreet in kwestie luidt, is het
Japansche volk verplicht dit decreet te gehoorzamen naar den geest
en naar de letter. In a. w. nu aan het volk stem is gegeven in de
wetgeving van het land krachtens de Grondwet, moet het bii het
gebruik maken van dit voorrecht altijd trachten in overeenstem-
ming te zpn met en niet af te wijken van de bedoelingen der
Grondwet, welke zijn de wenschen van den Keizer.
Ik betreur dat naar het mij toeschpnt de zaken niet vooruitgaan
als behoorde, als men let op de regelen der Staathuishoudkunde.
Dit schpnt in het bijzonder het geval te zpn, als men den blik
rieht op den toestand waarin zieh de provinciale geldmiddelen
bevinden. Het is dikwpls duidelpk dat de betrokken partijen de
zaken beheeren zonder eene berekening te maken van de ten
dienste staande hulpbronnen. Mij dunkt dat zij dikwijls onder den
aandrang van het oogenblik ondernemingen opzetten zonder eerst
eens te vragen of hunne plannen binnen het bereik der middelen
van land, prefectuur, stad of dorp vallen, ja dan neen; en het
schijnt hun geheel te ontbreken aan eenigen geest van behoed-
zaamheid of eenig verlangen hunne uitgaven sleehts op te voeren
tot zoo’n bedrag, als in hunne macht is te bestrijden.
Niemand die de moeite neemt den loop der zaken te bestudeeren
in binnen- en buitenland, zal het wagen te beweren dat onze
zeemacht tien jaar lang kan blpven zooals zij nu is. Er is eene
grens aan het aantal jaren, dat oorlogsschepen hunne volle gevechts-
waarde behouden, en de daarna volgende achteruitgang moet worden
goedgemaakt. Of men het aanvulling of uitbreiding (expansie)
noemt, het feit is hetzelfde: het is eene noodzakelijkheid. Of be-
schouw het uit het gezichtspunt van handhaving van het staatkundig
evenwicht in het Verre Oosten: niemand kan mogelpker-
wpze de noodzakelpkheid van uitbreiding ontkennen.
Ik acht den landbouw een der belangrpkste factoren van de
Staathuishouding. . . . Ziende dat allerlei soorten van ondernemingen
van npverheid en handel, over het land verspreid, goed vooruitgaan,
mögen Wij de landbouwbelangen niet verwaarloozen. Men
zou kunnen vragen of de belasting op den pachter rüstende in
de toekomst nooit verhoogd moet worden; ik zou die vraag
volstrekt niet ontkennend willen beantwoorden. Ingeval het land
daaraan behoefte heeft, behoort de pachter gewillig zpn deel in