tigd zflne menschen tegen schade te beschermen, en stelt met dit
doel wetten op om hen daarvoor te bewaren. Zoo de schade
wordt beloopen in eenen anderen Staat, behoort die andere Staat
de zaak te regelen. De ruwe barbaren van Formosa hebben eens
onwettig schade toegebracht aan de l i ed e n b e h o o r e n d e t o t
J a p a n en de Japansche Regeering zond toen, met de bedoeling
de genoemde barbaren voor hunne daden te doen boeten, troepen
om hen te tüchtigen. Nu besprak de Japansche Regeering met
de Chineesche de voorwaarden voor ontruiming en de regeling
der toekomstige betrekkingen en teekenden zfl de volgende drie
artikelen:
Artikel 1. Wat Japan bfl deze gelegenheid heeft gedaan, werd
veroorzaakt door het rechtmatig verlangen zjjne lieden te behoeden
en de Chineesche Regeering zal er niet op wflzen als onbetamelflk.
Artikel 2. De Chineesche Regeering zal eene bepaalde som betalen
aan de familie der schade geleden hebbende lieden. Zfl wenscht
ook voor zichzelf te behouden de wegen door Japan geopend en
de door Japan opgerichte gebouwen op Formosa en stemt er in
toe, de kosten te vergoeden als nader gestipuleerd in het bflge-
voegde protocol.
Artikel 3. Alle tusschen de twee contracteerende partflen gewis-
selde stukken zullen over en weer worden terug ontvangen en
vernietigd, opdat zfl geen bron voor toekomstig geschil zullen
achterlaten. Wat de Formosaansche ruwe wilden betreft, de Chineesche
Regeering verbindt zieh wetten te maken en de veiligheid
van de scheepvaart voor de toekomst te beschermen door het
toebrengen van schade te verbieden.
De expeditie kostte 9.550.000 jen en 400.000 rio (eene Chineesche
rio is iets meer dan 66ne Japansche jen) was daarvoor geene even-
redige belooning; maar een groot voordeel door dit verdrag ver-
kregen was, dat China er in toestemde het volk van Lioekioe
als Japansche onderdanen te beschouwen. Dit was Okoebo’s eenige
oogmerk en bedoeling.
De Japansche Regeering, ten volle partjj trekkende van de nieuw-
verworven Stelling, haastte zieh nu elk spoor van Lioekioe’s tweezfldige
afhankelijkheid uit te wisschen. In 1875 werd Matsoeda,
Secretaris van het Departement van ßinnenlandsche Zaken naar
de eilanden gezonden om de komst van een garnizoen aan te
kondigen van een deel der Koemamoto-divisie. Tegelflkertfld gelastte
hfl den Koning den Japanschen kalender te gebruiken en uit te
scheiden met de vordere betaling van schatting aan China. Maar
de Koning en het volk van Lioekioe drongen aan op de voortzetting
der tweezfldige bescherming en weigerden de bevelen op te
volgen onder het maken van eindelooze vertoogen en petities.
In 1876 werd een Keizerlflk Q-erechtshof in Lioekioe gevestigd,
maar de oude Regeering wou het de hangende judicieele zaken
niet overgeven. Integendeel, de Koning zond een zflner zonen
naar Tokio om de Regeering de noodzakelflkheid te bewflzen van
tweezfldige afhankelflkheid voor de welvaart der eilanden-bevolking
en verzocht meer dan tienmaal de erkenning daarvan aan Japan.
Alle zflne pogingen vruchteloos ziende, zond thans het Lioekioe-
sche gezantschap brieven aan de Gezanten van China, de Ver-
eenigde Staten, Frankrflk, Holland enz., om hunne tusschenkomst
vragende. In deze brieven werd China „de Groote Tsin” genoemd
en Japan eenvoudig Japan. Uitdrukkingen als „eene natie op zichzelf,
hoewel klein” komen ook voor. Maar geene der Mogendheden
kwam tusschenbeide, zelfs China niet; want dit had toen vöör
zieh de belangrflker kwestie, Ili (Koeldja) terug te krflgen van
Rusland.
In Maart 1879 werd Matsoeda ten derden male naar Lioekioe
gezonden met eenige politie-dienaren en een detachement der Koe-
mamoto Divisie, en eischte hfl van den Koning, land en volk over te
geven aan de Keizerlflke Regeering. Het bevel werd in minder dan
tien dagen uitgevoerd. Lioekioe is thans eene der gedweeste pro-
vincies van het rflk ')■
Oplossing der kwestie van Sachalin.
Het jaar 1875 is in vele opzichten gedenkwaardig. Wat het
binnenland betreft, was het het jaar waarin de eerste stap in de
richting van eenen constitutioneelen Regeeringsvorm werd genomen.
Wfl hebben reeds vermeld dat Saigo, Itagaki, Sojedjima, Goto
enz., als gevolg der Koreaansche kwestie, zieh terugtrokken. De
kwestie van Förmosa leidde er toe, dat nog een der makers van
Nieuw-Japan: Kido zichterugtrok, omdat in zflne oogen de tuchtiging
der Formosaansche barbaren eene tegenstrfldigheid was van de
zflde der Ministers van het Kabinet, die zieh tegen de tuchtiging
der veel meer schuldige Koreanen hadden verzet. De Raadsheer en
Minister van Financiön, Inooeje, had zieh ook teruggetrokken, omdat
zflne op alles bekrimpende zuinigheid verschilde van de inzichten
*) De ond-President der Vereenigde Staten, Generaal Grant, die jnist toen-
tertjjd eene reis om de wereld maakte in eene particuliere hoedanigheid,
wendde zijnen persoonlijken invloed aan om eene botsing tusschen Japan en
Ohina uit hoofde van Lioekioe te vermgden.