laatste koers veel verkiesly k e r; en met het doel de Chineezen te
overtuigen, dat wy niet van plan waren party te trekken van
Frankryks handelingen, toonde Graaf Ito kun, dat hy niet gehaast
was, maar gewillig te wachten tot China de handen vry zou
hebben. Zoo besloot hy naar Peking te gaan, alleen met het doel
(zyne) geloofsbrieven aan te bieden en de lykplechtigheid voor Sir
Harry Parkes, eenen ouden vriend van den Graaf, onlangs in
Peking overleden, by te wonen. Hy verliet Tientsin den 17den
Maart en kwam den 21sten in Peking aan. Ofschoon er geene
audientie was op grond van den jeugdigen leeftyd des Keizers,
werd toch de Afgezant op grootsche wyze door de Ministers van
het Jamen ontvangen op den 27aten en de lykplechtigheid voor
den Engelschen Gezant had plaats op den 30sten. Het Gezantschap
keerde den 2den April naar Tientsin terug en den volgenden dag
werden de onderhandeliiigen geopend.
By deze gelegenheid zegt men dat Graaf Ito zyne eischen heeft
verwezenlykt door het volgende argument: China’s aanspraken op
Korea waren alleen historisch, d. w. z. daar de geschiedenis van
China Korea onder de schatplichtige staten rekent en daar China
den grootsten afkeer had het uiterlyk der geschiedenis te veränderen
als (zynde) het waardig erfdeel van voorvaderlyke keizers,
was het begeerig, op Korea aanspraak te maken als zynen vazal-
staat. De aanspraken van Japan op Korea waren economisch
d. w. z. het maakte geen aanspraak op eenig wettelyk gezag over
Korea, maar wegens zyne geographische ligging en de noodzake-
lykheid te zorgen voor zyne voortdurend toenemende bevolking,
was het begeerig Korea te benutten als de beste bron uit welke
het tekort in de binnenlandsche rystproductie kon worden aan-
gevuld, evenals het naastby zynde veld, waarop de toekomstige
zonen van Japan emplooi. zouden kunnen vinden. Om dit doel wilde
Japan Korea altyd onafhankelyk hebben en onder geenen vreemden
invloed; maar in de laatste jaren zond China militaire en politieke
agenten naar Korea en mengde het zieh in de Koreaansche inter,
nationale aangelegenheden, alsof het van plan was zyne aanspraken
op Korea, sedert langen tyjd bloot historisch geworden, te ver-
wezenlyken. Die Staat van zaken moest in orde worden gebracht,
want Japan zou nooit toestaan dat Korea in werkelykheid een
deel werd van het Chineesche Ryk. Waarom zou China, betoogde
hfl, met een onmetelyk grondgebied, belust zyn op een ver ver-
wyderd land zooals Korea, op gevaar af de vriendschap tusschen
de broederryken van het Yerre Oosten te verstoren ? Hy herinnerde
Li-hoeng-tsjang ook aan het feit, dat, terwyl China nog eene
absolute monarchic was, zyne buitenlandsche zaken besturende
zooals zyne Ministers geschikt oordeelden, Japan aan den vooravond
was van het aannemen van eenen constitutioneelen regeeringsvorm,
met behooriyke inachtneming van de stem des volks. Zoo dit boven
zekere mate werd veronachtzaamd, zou het zeker eene Kabinets-
crisis teweegbrengen en uitloopen op de benoeming van politici
eener meer geprononceerd vooruitstrevende politiek. Li-hoeng-tsjang
betuigde zyne instemming met de algemeene richting van Graaf
Ito’s argument en stemde zelfs toe, de troepen uit Korea terug te
trekken, zoo Japan hetzelfde wilde doen; maar wat betreft het
optreden van het Chineesche krygsvolk in Seoel op den 4den
December 1884, had hy geheel afwykende inzichten van die van
den Graaf. Li-hoeng-tsjang meende dat de Japansche Gezant Takezojd
eraan schuldig was, de Koreaansche rebellen te hebben opgestookt,
en dat de zaak reeds was afgesloten door het Yerdrag van Seoel
tusschen Japan On Korea, den 9den Januari 1885 geteekend. Twee
dagen na opening der onderhandelingen, werd het conflict tusschen
China en Frankryk tot een gelukkig einde gebracht, hetgeen,
ofschoon niet roemryk voor China omdat het zyne historische
aanspraken op suzereiniteit over Annam moest prysgeven, toch
feitelyk een succes voor China was, omdat na een gewapend
conflict van twaalf maanden Frankryk geene stoffelyke voordeelen
op China kon behalen. China wenschte nu zieh het recht voor te
behouden, eene militaire macht naar Korea te zenden, wanneer
dat noodzakelyk was, en Graaf Ito stemde hierin toe, onder voor-
waarde, dat Japan zieh hetzelfde recht voorbehield. Japan en China
aanvaardden beide de verplichting elkaar mededeeling te doen,
alvorens de troepen naar Korea te zenden, steeds wanneer in de
toekomst zulk eene noodzakelykheid zieh mocht voordoen. De
kwestie der africhting van het Koreaansche leger werd ook uit-
gemaakt: men besliste, dat Japan en China Korea gezamentlyk
van raad zouden dienen om te zorgen voor de binnenlandsche
veiligheid door het oefenen zyner eigen troepen en door gebruik
te maken van vreemde onderdanen buiten Japanners en Chineezen
als instructeurs. Wat het optreden van het Chineesche krygsvolk
in Seoel betrof, die zaak zou worden afgesloten door het richten
van den volgenden brief door Li-hoeng-tsjang aan Graaf Ito:
„Dat de Keizerlfjke Chineesche Soldaten en de Keizerlfjke : Japansche
„Soldaten met elkaar zonden hebben gevochten hinnen het Paleis van den
„Koning van Korea, trjdens de laatste rustverstoring in Seoel, was geheel en
„al buiten de bedoeling van beide Staten en eene zaak, die ik, mijnerzijds,
„grootelijks betreur. De vriendsohap tusschen het Rijk van het Midden en
„Japan bestaat sedert lang en het feit, dat de Keizerlijke Chineesche sol-
„daten dit feit vergaten en onder de opwelling van het oogenblik voohten