Om m het kort de bereidingswyzen van Japansche thee op te
sommen: Frissche spruitjes worden van de heesters geplukt; deze
worden zorgvuldig uitgedampt en alle deeltjes van vreemde zelf-
standigheden worden verwyderd. Dan worden de theespruiten en
bladeren tusschen de handen gewreven en gerold, terwyi steeds
dezelfde temperatuur wordt gehandhaafd op den drooghaard. Men
draagt groote zorg de regels voor het uitdampen, rollen en drogen
der thee in acht te nemen, daar hierin het geheim ligt van den
bjjzonderen geur door Japansche thee bezeten.
De bflzondere bereidingswyze in Japan in zwang stelt de thee
in Staat alle hare goede hoedanigheden te behouden en zoo genieten
degenen, die ze drinken, ze als eenen gezonden en natuurlpken
drank. Yolgens de uitgevoerde proefnemingen, loopende over eene
penode van meer dan veertig jaar, is een kop thee, behoorljjk
bereid, eene opwekking voor lichaam en geest beide van ieder, die
uitgeput is van een dag werkens. Deze weldadige uitwerking wordt
afgeleid uit het stikstofhoudend bestanddeel zelne, hetwelk in
Japansche thee in groote hoeveelheden aanwezig is. De goede uitwerking
van tannine, met mate genomen, is reeds aangestipt. Zoo
bewijst de scheikundige analyse der thee, dat z« een heilzame en
gezonde drank is.
Japansche thee heeft ook de groote waarde, dat alle thee welke
wordt uitgevoerd een streng onderzoek moet doormaken en eenen
waarborg moet ontvangen voor het invoerend land. Dit feit ver-
zekert het uitzoeken der allerbeste kwaliteiten van thee voor den
uitvoerhandel.
De totale opbrengst aan Japansche thee in 1900 was ongeveer
62.000.000 (Engelsch) pond. Het binnenlandsch verbruik stond in
de rekening voor het grootste deel der geheele opbrengst.
De waarde van den uitvoer was in 1900 iets me6r dan £ 1.000.000.
Buiten en behalve de in Japan zelf geteelde thee, werd eene kleine
hoeveelheid ingevoerd.
In deze cjjfers is niet begrepen Formosa, hetwelk schitterende
resultaten in de theecultuur belooft.
De detailprflzen van thee per pond loopen van ongeveer tien
cent tot twaalf gulden.
V. B o s c h w e z e n .
Opgemaakt door het Ministerie van Handel en Landbouw.
De bosschen van Japan bedekken 59 pct. van het grondgebied
des rjjks en zfln onder de rechtstreeksche bescherming der Keizer-
lyke Regeering geweest sinds de negende eeuw, toen de toenmalige
Keizer eene proclamatie uitvaardigde, waarby het onnoodig veilen
van boomen werd beperkt en, in het algemeen, de bescherming
van alle beboschte land werd bevolen. Yan de vroegste tu den af
heeft de liefde voor houtgewas eene duidelyk waarneembare uitwerking
gehad op het leven en het karakter van het volk, en
men beweert dikwjjls, dat de gloeiende vaderlandsliefde der Japan-
ners veel verschuldigd is geweest en nog is aan den innig sympa-
thieken invloed, op hen uitgeoefend door de schoonheid hunner
omgeving.
Zoolang het land afgesloten bleef, hadden de bosschen hun
oorspronkelpk karakter bewaard; maar dezelfde invloeden welke
leidden tot de uitzetting van Japansche handel en politiek hadden
ook hunne uitwerking op den omvang en de wyzen van benutting
der bosschen.
Behalve eene aanzieniyke toename in de binnenlandsche vraag
naar timmer- en, brandhout in verband met ondernemingen van
njjverheid en my'nbouw, voor telefoon- en telegraafpalen, spoorweg-
dwarsleggers, verschillende artikelen van vervaardigd houtwerkr
houtpap voor het maken van papier, enz., heeft de ontwikkeling
in zake hulpmiddelen van vervoer van den laatsten tyd handelaren
in boschproducten de mogeljjkheid om voordeel te trekken van
buitenlandsche afnemers doen ontwaren, met het gevolg dat er
reeds een toenemende handel is met China en Korea, zoowel als
het begin eener vraag uit de Wester sehe wereld.
Het eerste gevolg van deze invloeden was een ongeljjk en
roekeloos veilen van boomen op onbeschermde terreinen, waarby
zekere gedeelten geheel ontbloot werden, terwpl er in Midden-Japan
nog onafzienbare terreinen boschland bestaan, welker oorspronkeljjk
voorkomen onveranderd is gebleven.
Ten gevolge van het feit, dat het Japansche rjjk bestaat uit zes
groote en honderden kleine eilanden, alle van vulkanischen oor-
sprong, bestaan er binnen z\jne grenzen uitgestrekte terreinen steil
bergterrein, hetwelk zonder practische waarde is, wäre hot niet
om zyne bosschen en mijnen, en de Regeering beseft ten volle het
feit, dat deze districten door wetenschappelyke ontginning eene
bron van bestendig inkomen kunnen blyven, vooral met het oog