Korea en Siam is het Japan, dat nog het recht behoudt van
exterritorialiteit over zgne, in die landen wonende onderdanen.
Zoo werd het laatste werk der nieuwe Keizeriyke Regeering
o stand gebracht vöör het einde der negentiende eeuw. Te geiyker
tjd deed de oorlog met China vele nieuwe Problemen rflzen voor
de Japansche diplomatie betreffende China en Korea, algemeen
bekend als de „Kwesties van het Yerre Oosten”, waarvan de
meeste nog geenerlei definitieve oplossing hebben gevonden, zoodat
hier onze geschiedenis voor het tegenwoordige moet eindigen.
Het stelsel der Japansche diplomatie.
Voor de organisatie van den diplomatieken dienst moet met enkele
woorden worden volstaan. Krachtens het 13de artikel der Grondwet
berust het vermögen over vrede en oorlog te beslissen en om ver-
dragen en conventies te sluiten, bij den Keizer. Dit artikel wordt
zoo uitgelegd, dat in Japan de leiding van diplomatieke aangelegen-
heden, geiyk de leiding van militaire en maritieme zaken, een deei
vormt van het Keizeriyk prerogatief en geheel is gelegen buiten
de rechten van den Keizerlyken Landdag. Zoo de uitvoering eener
diplomatieke daad iets eischt, hetwelk, ingevolge de Grondwet,
alleen kan gedaan worden uit kracht der wet, zal zulk eene wet
aan de beraadslaging van den Landdag worden onderworpen als
wet, maar de diplomatieke daad zelf vereischt nooit de bewilliging
der Vergadering, om geldig te zgn. Desgelijks heeft het besluit van
den Landdag aangaande diplomatieke kwesties geen bindende kracht,
en kan hoogstens den vorm aannemen van een adres aan den
Keizer of een memorandum aan de Regeering. Interpellates betreffende
buitenlandsche politiek worden over het geheel zoo beant-
woord: dat die en die zaak buiten het vermögen van den Minister
van Buitenlandsche Zaken is, ze te beantwoorden.
Zulke absolute macht van den Souverein in diplomatieke zaken
wordt onder gewone omstandigheden uitgeoefend door zgnen
Kabinetsraad, en alleen in zeldzame exceptioneele gevallen stelt
de Keizer rechtstreeks zynen Minister van Buitenlandsche Zaken in
commissie om eene bijzondere diplomatieke taak te leiden, zonder
opdracht aan den Kabinetsraad, zooals wfj gezien hebben in het
geval der verdragsherziening. By het 5<ie Artikel der Ordonnantie op
de organisatie van het Keizeriyk Kabine t moeten alle verdragen en
conventies en belangrijke internationale aangelegenheden worden
onderworpen aan den Kabinetsraad, en vandaar is het werkeiyke
Hoofd der Japansche Diplomatie de Minister-President, en niet de
Minister van Buitenlandsche Zaken, die gewooniyk het initiatief
neemt, maar niets van gewicht uit zichzelf kan beslissen. Dit is de
inwendige regeling, maar naar buiten is het natuuriyk de Minister
van Buitenlandsche Zaken, die de Keizeriyke Regeering vertegen-
woordigt jegens vreemde Regeeringen en hunne vertegenwoordigers
in Japan en ook instructies geeft aan de Japansche Gezanten in
het buitenland. Wetende, dat niets van gewicht beslist kan worden
zonder eenen Kabinetsraad, gaan vreemde Gezanten in Tokio som-
tyds rechtstreeks naar den Minister-President voor de onderhande-
ling over eene zaak, die men onder handen heeft, maar deze ver-
wyst hen gewooniyk naar de speciale instelling onder hem.
Het Departement van Buitenlandsche Zaken heet in het Japansch
Gwai-moe-sjo en is verdeeld in drie afdeelingen, nl. de Algemeene
Afdeeling, de Politieke Afdeeling en de Handelsafdeeling. De Algemeene
Afdeeling is weder verdeeld in zeven onderafdeelingen voor
p e r s o ne e l , telegrammen, comptabiliteit, correspondentie, archief,
vertaling en wettelijke kwesties en de chef ervan neemt de plaats
in van den vroegeren Onder-Minister, welk ambt in de tegenwoordige
organisatie niet bestaat. De wisseling van Minister van
Buitenlandsche Zaken brengt over het algemeen de verwisseling
van den chef der Algemeene Afdeeling met zieh, maar niet nood-
zakelijk van de chefs der andere afdeelingen. Alle chefs zyn speciale
hooge commissarissen, ofschoon somtyds Minister-Residenten tot
■den post Worden aangesteld. Secretarissen en Raden, allen gewone
commissarissen, vormen den staf van elke afdeeling, te zamen met
een varieerend aantal „elöve-diplomaten” als attache’s. Behalve de
drie afdeelingen en daarmee geiyk in rang is het Kabinet van den
Minister van Buitenlandsche Zaken, met eenen chef en ’s Ministers
geheim-secretarissen, die zieh belasten met de vertrouwelijke correspondentie
van den Minister en zulke by'zondere zaken, als deze
mocht verkiezen hun toe te vertrouwen van tyd tot tyd.
Over de aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken ter be-
schikking te stellen geldmiddelen moet worden beslist door den
Landdag, evenals ook over die voor alle Ministerieele Departementen;
maar het systeem, den Minister van Buitenlandsche Zaken te
dwingen zyne politiek, hangende diplomatieke kwesties, bekend te
maken, zooals in Engeland en andere landen by gelegenheid der
beraadslagingen over de begrooting, is nog niet begonnen of kan
nog niet beginnen, uithoofde van het bovenaangehaalde artikel der
Grondwet. Er is een ander artikel in dezelfde Grondwet, hetwelk
beiden Huizen verhindert, zonder de toestemming der Regeering
v a s t e uitgaven te schrappen of te verminderen, d. w. z. uitgaven,
eenmaal toegestaan by de laatste Begrooting voor de uitoefening
der Keizeriyke prerogatieven.