was. Er was een tjjd dat schoone oude tempels werden gesloopt,
kostbare schilderten van duizend jaar of meer in het stof gewor-
pen, en mooie verlakte beeiden verbrand, opdat het goud uit de
asch kon gehaald worden. Alles moest vernieuwd en naar Euro-
peesche denkbeeiden ingericht worden. Het is droevig, wanneer
w\j van den tegenwoordigen tjjd daarop terugblikken, maar het
was het onverm\jdeiyk gevolg van den geest des tijds. Ik ken
verscheidene van de beste kunstenaars van den tyd, die, geen
bezigheid hebbende, les gingen nemen in Europeesche wjjzen van
teekenen, en zieh als teekenaars verbonden aan de ingenieurs-
bureau’s der regeeringsdepartementen. Maar de zaken konden niet
lang in zulk eenen Staat bljjven, ofschoon er geen verslapping was
in onzen wedijver met Europeesche dingen, zoowel stoffelfke als
geesteiyke. Wjj hebben ons weder eens bemoeid met de kunst van
het oude Japan; dit was ook in groote mate te danken aan onze
West ersehe raadslieden en beschermheeren, wien wi) onze dank-
baarheid moeten betuigen. Wy zjjn nu er in geslaagd, in niet geringe
mate, onze oude kunst te doen herleven, niet alleen in
Schilder- en beeldhouwwerk, maar ook in veel takken van half-
industrieele en halfartistieke voorwerpen. Groote aanmoediging,
voorzeker, heeft het beschermheerschap van vreemdelingen ge-
schonken, maar nog grooter moeite hebben de landzaten zieh ge-
geven, en geen geringe aanmoediging is van den Keizer en de
Keizerin uitgegaan. Natuurlijk is in sommige takken de toepassing
der kunst noodzakelijk van aard veranderd, zoodat, bfvoorbeeld,
metaalkunstenaars, die geen gelegenheid meer hebben om helmen
of zwaardsieraden te maken, vazen of dergelfke, die voor thans
gewilde doeleinden dienen, vervaardigen.
Wfl verkeeren nu in een overgangstydperk in elken tak van
kunst. Wy hebben nog niet van de grootheid van het Meidji-
.tgdvak kunnen spreken, maar over het geheel ben ik van gevoelen,
dat verbetering merkbaar is in elken tak, en ik ben ten volle over-
tuigd dat, zoo meer aanmoediging, inzonderheid van het buitenland,
wordt gegeven, een gedenkwaardig tijdvak zal geboren worden.
Sommige vreemdelingen spreken van eene zekere verslechting van
kunstvoorwerpen; ik durf zeggen dat er iets van aan is, maar het
moet verschooning vinden, omdat de kunsten zieh in een over-
gangstrjdperk bevinden; en buitendien zyn buitenlandsche koopers
zelven ook niet vry te pleiten van medeschuldigen te zyn. Laat
mij dit een weinig uitvoeriger uitleggen. Lakwerkkunstenaars,
bijvoorbeeld, kunnen even goed werk leveren als hunne voorgangers
200 jaar geleden, mits hun tyd gegeven worde, en overeenkomstige
belooning, en de uitgaven voor de materialen, iets wat hedendaagsehe
koopers niet willen doen. Vandaar dat de kunstenaars het
niet wagen werken van degeiyke kunst te maken, behalve by
spéciale bestelling, terwyi in vroeger dagen zulke kunstenaars
gewooniyk eenige bjjzondere beschermers hadden in de personen
der feodale heeren, die nu niet meer bestaan. Yreemde beoordeelaars
spreken vaak van de teekeningen van nieuwe voorwerpen, als
zi)nde siechte nabootsingen van Europeesche artikelen van dezelfde
soort, en bestempelen ze als „verslechting”. Dit is misschien waar
in menig geval, ofschoon er achter deze bastaardkunst eene wezeniyk
ernstige en vooruitgaande kunst is, waarvan minder bekend is. Stel
u eens voor, hoeveel vreemde begunstigers er zÿn, die den ouden
styl waardeeren, terwÿl er naar verhouding eene groote menigte
ztjn, die enkel een blik willen werpen op zoodanige voorwerpen
welke eenige gelÿkenis vertoonen met dingen die zÿ zelven gewoon
ztjn te zien; en, buitendien, hoe lager de prys, hoe meer koopers —
vandaar dat handelaars dit soort van artikelen begünstigen. Mogelyk
houden mÿne lezers het voor vulgair, dat ik spreek over de prÿzen
van deze voorwerpen, maar het zy mij geoorloofd zulks te doen,
daar het niet uit onedele beweegredenen geschiedt. Ik beweer dat
de prÿzen dezer Japansche artikelen veel lager zÿn dan die van
soortgelÿke in Europa, maar dewÿl ze voortgebracht worden in
een land dat tot nog toe beschouwd is als van minderen rang dan
het hunne, schÿnen de Europeesche koopers zieh in het hoofd
gezet te hebben dat ze voor een betrekkelijk lageren prÿs moeten
te koop zÿn. Hoe kan men önder zulke omstandigheden verwachten
dat voorwerpen van supérieure kwaliteit onophoudelÿk
vervaardigd en naar het buitenland gestuurd zullen worden?
Wat onze schilderijen betreff, moet ik nog enkele woorden
hieraan toevoegen. De Europeesche schilderstukken in olieverf en
waterverf worden ook in Japan bestudeerd. Er zÿn veel kunstenaars
die daaraan hunne krachten wijdon, doch tot nog toe zijn wÿ niet
by machte geweest groote kunstenaars in deze richting voort te
brengen. Natuurlijk moet ik derhalve meer spreken over onze
schilderstukken. De manier van onze schilderstukken verschilt van
olieverfschilderÿen, zooals ieder weet, en wat nog het meest
daaraan nabÿkomt, zÿn teekeningen in waterverf. Waar wÿ in
schilderijen het meest aan hechten, is de kracht van het penseel
en het maken van impressie. Ik zal niet zeggen dat het schilderen
in olieverf dit gewichtig punt over het hoofd ziet, maar er schÿnt
eenig verschil in behandeling te bestaan tusschen onze schilderijen
en die in olieverf, want bÿ de Japanners zal een kleine mislukte
trek of vergissing eerder zichtbaar worden dan in olieverf, dewÿl
er bÿ onze wÿze van schilderen geen mogelÿkheid bestaat de onbe