Artikel LIX. De graden van rang onder de Keizerlijke Prinsen,
Keizerlijke Prinsessen, en Prinsen en Prinsessen zullen worden
afgeschaft. De familierang van Keizerlijke Prinsen en alle met deze
wet strjjdige gebruiken zullen worden afgeschaft.
Artikel LX De eigendom, jaarljjksche uitgaven en alle andere
regelen betreffende leden der Keizerlijke Familie zullen in het
bijzonder worden bepaald.
Artikel LXI. Wanneer het in de toekomst noodzakeljjk zal worden
hetzij deze wet te herzien (amendeeren), hetzfj toevoegingen
er aan te maken, zal de zaak door den Keizer worden beslist,
gehoord den Keizeriyken Familie-Raad en den Geheimen Raad.
B. DE GRONDWET VAN HET JAPANSCHE RIJKA)
Hoofdstuk I. — De Keizer.
Artikel I. Over het Japansche Rjjk zal worden geheerscht en het
zal worden bestuurd door eene reeks Keizers, onafgebroken in alle
eeuwigheid.
Artikel II. Op den Keizeriyken Troon zal worden opgevolgd door
Keizerlijke mannelflke afstammelingen, volgens de voorzieningen
der Keizerlpke Huiswet.
Artikel III. De Keizer is heilig en onschendbaar.
Artikel IV. De Keizer is het hoofd des Rfjks, in zieh de Souve-
reiniteitsrechten vereenigende en oefent ze uit volgens de voorzieningen
van deze Grondwet.
Artikel V. De Keizer oefent de wetgevende macht uit met de
toestemming van den Keizeriyken Landdag.
Artikel VI. De Keizer geeft bekrachtiging aan wetten en gelast
ze te laten afkondigen en uitvoeren.
Artikel VII. De Keizer roept den Keizeriyken Landdag by een,
opent, sluit en verdaagt hem, en ontbindt het Huis der Volksver-
tegenwoordigers.
Artikel VIII. De Keizer vaardigt, tengevolge van eene dringende
noodzakelijkheid de openbare veiligheid te handhaven of openbare
rampen af te wenden, wanneer de Keizerlijke Landdag geene zit-
ting houdt, Keizerlijke verordeningen uit in de plaats van wetten.
Zulke Keizerlijke verordeningen moeten den Keizerlijken Landdag
H Afgekondigd 11 Februari 1890.
in zijne eerstvolgende zitting worden voorgelegd en wanneer de
Landdag de gezegde verordeningen niet goedkeurt, zal de Regee-
ring verklären dat zij voor de toekomst ongeldig zijn.
Artikel IX. De Keizer vaardigt uit of laat uitvaardigen de verordeningen
noodig voor de ten uitvoer legging der wetten of voor
de handhaving van openbare vrede en orde en voor de bevorde-
ring van de welvaart der onderdanen. Maar geene verordening zal
op eenigerlei wijze eene der bestaande wetten veränderen.
Artikel X. De Keizer bepaalt de organisatie der verschillende
takken van administratie en de bezoldiging van alle burgerlyke
en militaire ambtenaren, en benoemt en ontslaat dezelve. Uitzonderingen
byzonderlyk in deze Grondwet of in andere wetten voor-
zien, zullen in overeenstemming zijn met de onderscheidene daarop
betrekking hebbende voorzieningen.
Artikel XI. De Keizer heeft opperbevel over de land- en zeemacht.
Artikel XII. De Keizer bepaalt de organisatie en sterkte in
vredestyd van de land- en zeemacht.
Artikel XIII. De Keizer verklaart oorlog, maakt vrede en sluit
verdragen.
Artikel XIV. De Keizer verklaart den Staat van beleg.
De voorwaarden en gevolgen *) van den Staat van beleg zullen
by de wet worden bepaald.
Artikel XV. De Keizer verleent adellyke titels, rangen, orden en
andere eereblyken.
Artikel XVI. De Keizer beveelt amnestie, gratie, vermindering
van straffen en eerherstel.
Artikel XVII. Een Regentschap zal worden ingesteld in overeenstemming
met de voorzieningen der Keizerlijke Huiswet.
De Regent zal de aan den Keizer behoorende bevoegdheden uit-
oefenen in diens naam.
Hoofdstuk II. - Rechten en pliehten der
onderdanen.
Artikel XVIII. De voorwaarden noodig om een Japansch onder-
daan te zyn zullen worden bepaald bfj de wet.
Artikel XIX. Japansche onderdanen kunnen volgens in wetten
of verordeningen bepaalde eigenschappen tot burgerlyke of militaire
]) In den Engelachen tekst st&at „effects”. In het IIIäe Hoofdstuk van het
hoofdwerk is sprake van ,,effect”, dat daarom vertaald is met „geldigheid .
Welke der beide lezingen de juiste is, bl£kt niet. Vebt .