dragsherziening. Zoo waren ook de tarieven, behoorende bij het
Japansch-Amerikaansche verdrag van 1858; geheel aan het brein
van den Amerikaanschen Consul-Generaal ontsproten, met de be-
doeling de Japanners bekend te maken met het voordeel van
inkomsten uit in- en uitvoerrechten, en dus volkomen eerl£jk. Hjj
vertelde openlijk aan de Tokoegawa-ambtenaren, dat de artikelen
misschien niet in overstemming waren met de werkelijke, economische
belangen van Japan; waarom Japan zelf het vraagstuk
moest oplossen door de practische ervaring met den internationalen
handel op te doen. Het was daarom zeer te betreuren, dat de
Tokoegawa-Regeering onder den druk der Mogendheden in 1866
was bezweken en in de artikelen, welke in Osaka door de vertegen-
woordigers van Japan, Engeland, de Vereenigde Staten, Frankrjjk
en Holland op den 25sten Juni van hetzelfde jaar waren ondertee-
kend, erin toestemde, de inkomende rechten op alle goederen te
vertagen tot 5 pCt, uitgezonderd de weinige artikelen, waarom-
trent overeengekomen werd, dat beperkende tarieven geheven
zouden worden.
Nu konden de verdragen tegeljjk met de tarieven worden herzien
op of na den lsten j uii 1872, met verplichting, den jaar van te
voren kennis te geven; en de nieuwe Keizerljjke Regeering had
reeds haar plan bekend gemaakt „tot spoedige herziening over te
„gaan” bij het besluit, onmiddellijk nadat zjj geformeerd was, uit-
gevaardigd op den 10den Januari 1868. Maar hoe moest men de
toestemming der Mogendheden verkrijgen ?
Date’s zending naar China en de zending van den Edelen Reer
Iwakoera naar Europa en Amerika in 1871.
Het vierde jaar der nieuwe Keizerljjke Regeering, het jaar 1871,
is gedenkwaardig als een, waarin het laatste spoor van feodalisme
werd opgeruimd. De Daimio’s, aan wie het bestuur over hunne
oude domeinen als provincies van het rjjk was toevertrouwd,
werden thans van hun ambt ontheven en vervangen door volgens
de regels benoemde Gouverneurs, die naar den wil der centrale
Regeering konden worden verplaatst. Ook werd een dönvormig
muntstelsel ingevoerd en provinciaal papieren geld van allerlei
soort en waarde ingewisseld tegen de nieuwe Keizerlijke munt.
Wat het buitenland betreft, werd het noodzakeliJk geacht,
geregelde, diplomatieke betrekkingen aan te knoopen met China
en de Westersche Mogendheden, ten einde te geräken tot de
oplossing van bovengenoemde kwesties, en hetzelfde jaar zag de
uitzending van twee belangrijke missies naar het buitenland — de
eene naar China en de andere naar Europa en Amerika.
Den 27sten April 1871 werd Moeneki Date, gewezen Daimio en
Minister van Financien, benoemd tot Buitengewoon Gezant bij
het Hof van Peking; de Edele Heer Janagiwara en Sjindo Tsoeda
werden hem toegevoegd. Het gezantschap bleef twee maanden in
China en onderteekende met Li-hoeng-tsjang den 298ten Juli 1871
het verdrag van vrede en vriendschap, waarbij gevoegd waren
voorschriften voor den handel en een tarieftabel. Ingevolge dit
verdrag behoort de rechtspraak in strafzaken over de Japanners in
China aan eene gemengde rechtbank, bestaande uit den Japanschen
Consul en den Chineeschen plaatseliJken ambtenaar in de verdrags-
havens, maar in het binnenland aan den Chineeschen plaatselijken
ambtenaar alleen; met het oog op den onvolmaakten toestand van
het Chineesche strafrecht, kon dit beding, hoewel wederkeerig,
wel niet anders dan inpopulair zijn. Nog eene zeer ernstige leemte
in het verdrag was het feit, dat Japan in China niet geplaatst
werd op den voet der meest begunstigde naties en omgekeerd,
zoodat de Japansche kooplieden en de Japansche schepen in China
onder vele ongunstige omstandigheden werden geplaatst, vergeleken
met die van Europeesche en Amerikaansche nationaüteit. Om deze
redenen bleef het verdrag eenigen tfld onbekrachtigd *).
In October van hetzelfde jaar werd de Edele Heer Iwakoera,
Minister van Justitie, benoemd tot Afgezant en hoofd van het
gezantschap naar de Yereenigde Staten en de voornaamste Staten
van Europa. Kido, Okoebo, Ito en Jamagoetsji waren gevolmach.
tigden 2de klasse. Aan het gezantschap was nog toegevoegd een
groot aantal ambtenaren, gekozen uit de verschillende Departe-
menten van Algemeenen Dienst, om de verschillende takken van
administratie en justitie te observeeren en er verslag over uit te
brengen. Het hoofddoel der zending kan worden opgemaakt uit de
volgende, aan den Afgezant en zijne attache’s verleende volmachten:
„ Sedert Onze Troonsbestjjging, uit kracht van afstamming in de
„linie van opvolging voor eens en eeuwig afkomstig van Onzen
„Hemelschen Voorvader, hebben WJj nog geen gezantschap gezon-
*) Nadat het verdrag bekrachtigd was in 1873, onder de omstandigheden
welke in § 5 znllen worden verhaald, deed Japan verschillende pogingen om
het te herzien; zooals bv. in 1880, toen Kowasji Ino-oeje naar China werd
gezonden om toestemming te krijgen voor de herziening op dezen grondslag,
dat Japan twee eilanden, dicht bij Formosa liggende: Mijako en Jajejama, aan
China afstond; maar China stemde nooit toe, zoodat de ongnnstige Stelling
der Japanners in China onveranderd bleef tot den oorlog van 1894—’95.
12