Japansch tractaat rees de marktwaarde der effecten, om binnen
enkele weken weer te dalen. Dit is een teeken dat de natie gebrek
heeft aan gezond bloed en spieren, want de plaats van de organische
functie van onzen Staat is de afwisseling in de waarde der effecten.
Zoo heeft de toestand van den Staat zeer veel overeenkomst met
dat van een menscheljjk lichaam, dat onvoldoende gevoed wordt en
dien ten gevolge Ijjdt aan bloedarmoede. Dat onze economische
toestand zoo siecht is, vindt zjjn oorzaak in versehillende omstan-
digheden.
De mannen die den Keizer in zjjn hervormingswerk hebben bjjge-
staan, waardoor zij de regeerende klassen van Japan uitmaakten,
zfln nu de Pairs van het land. Zij behooren allen tot de klasse der
zoogenaamde Boesji’s. De Boesji’s waren de afstammelingen van de
mihtaire klasse en regeerden door de macht van hunne bogen en
pijlen, meer dan door werk. Zjj brachten den dag door met längs
de straten te wandelen, hunne beide zwaarden op zij en achtten zieh
te hoog om over de rijstprijzen te spreken als beneden hunne
waardigheid. Als kinderen werd ons door onze ouders geleerd en
bevolen om het rekenbord niet te gebruiken, maar om de „Sjisjo”
en „G-okio” (Chineesche klassieken) en voorts de politiek en de
kunst om te regeeren, te bestudeeren; en in dien wij over het
onderwerp van den oogst gesproken hadden, zouden onze vrienden
ons veracht hebben. Hoewel we niet wisten hoe we een stuiver
zouden kunnen verdienen met werken, of hoe we zijwormen zouden
moeten kweeken — en inderdaad niet anders kenden dan de
Chineesche klassieken en de kunst van regeeren, hielden wij onzen
geest hoog en voelden wij ons verheven boven gewone stervelingen
op grond van de spreuk, waarvan ons volk doordrongen is, dat
„de mooiste der bloemen de Sakoera is en de beste der menschen
de Boesji’s zijn.” Zelfs honger zou deze onverschilligheid niet hebben
kunnen overwinnen. Zulke menschen zijn h e t, die gedurende dertig
jaar de teugels van het bewind in handen hebben gehad, en zij
voelen niet de noodzakelijkheid van Staathuishoudkunde. Zij zien
niet in, dat het noodig is geld te verdienen en willen ons land
alleen blijven dienen in hunne hoedanigheid van bestuurders.
Yan de laagste tot de hoogste Staatsambtenaren heeft men niet
getracht geld te maken, maar alleen het verlangen gekend om het
land te dienen. De bestuursambtenaren zijn er alleen op bedacht
geweest om wetten te maken of om verdragen te sluiten op gelijke
voorwaarden met vreemde mogendheden en hebben daarbij onze
wetboeken in overeenstemming gebracht met die van Duitschland
en Frankrjjk. Japan werd niet als vol beschouwd zonder de aan-
neming van wetten en tractaten. Aldus werd het geraamte verkregen
en volledig gefatsoeneerd, doch met de economische politiek was
het anders gesteld.
Sedert het begin van het tijdperk Meidji hebben voortdurend zeer
drukkende omstandigheden bestaan, en de geschiedenis van de
laatste dertig jaar schenkt ons de overtuiging dat deze stand van
zaken het gevolg is van het feit dat de Samoerai’s de macht in
handen hadden. Aan den anderen kant zij opgemerkt dat het de
boeren en kooplui waren die meer acht sloegen op het economische
vraagstuk. Deze klassen stonden tegenover de Samoerai’s. Zij hadden
geen stem in de staatszaken gehad, en al ware dat wel het geval
geweest, dan zouden zij er door hunne gebrekkige ontwikkeling geen
verstand van gehad hebben. Zoodoende stonden zij steeds in eene
moeilijke verhouding tot de Samoerai’s. Er was dan ook nooit een
koopman die er aan durfde denken om Minister van Financien te
worden; noch een boer in Wiens brein het opkwam om Minister
van Handel en Landbouw te kunnen worden; noch een fabrikant
die zichzelf geschikt achtte voor Minister van het Yerkeerswezen.
Zij dachten alleen aan de gunst der ambtenaren en wenschten
dat hunne afstammelingen zouden deelen in de voordeelen die men
behalen kon door zieh aan de Boesji’s te onderwerpen. Dit waren
de redenen waarom Japan zijn wetten en krijgswezen ontwikkelde,
zonder dat er in de economische politiek verbetering kwam. Dit is de
geschiedenis van het verleden; en nu, hoewel wij minder buiten
de wereld staan dan vroeger, en wij verdragen gesloten hebben op
gelijken voet met andere groote naties, het Engelsch —Japaneesch
verbond hebben gesloten en Japan opgenomen is onder de groote
wereldmogendheden — hoewel wij op het stuk van recht en krflgs-
kunde niet bij eenige andere mogendheid achterstaan —, moet ik
tot mijn diep leedwezen zeggen dat ons land op het gebied der
Staathuishoudkunde in vergelijking met Europa en Amerika
achterlijk is.
In dagbladen en tijdschriften en in de ontwikkeling van verkeer
met het buitenland, is de aandacht van de economische wereld op
Azie gericht en het tooneel van het handelsschouwspel is de kust
van de Stille Zuidzee, welke op weg is het middelpunt van den
internationalen handel te worden. De Middellandsche Zee met haar
geringe uitgestrektheid, die vele eeuwen lang het middelpunt van
den wereldhandel is geweest, wordt langzamerhand verlaten. Met
de opening van het Kanaal van Suez heeft het centrum zieh naar
den Indischen Oceaan verplaatst en heeft nu de Stille Zuidzee be-
reikt. De internationale handel op de Stille Zuidzee is tegenwoordig
de wereld-kwestie. Yoor Engeland was dit eene goede reden om
hare gewone politiek van afzondering vaarwel te zeggen en zieh