TWE E D E HOOFDSTUK .
De K e iz e r iyk e familie l)
DOOR
BARON JOSJITANE SANNOMIJA,
Groot Ceremoniemeester van het Keizerlijk Huis.
„De Bestauratie” is die epoque-makende gebeurtenis in de
gesehiedenis van Japan die het Japansche volk in het Verre
Oosten zulk een hoogen rang deed innemen dat het yoor zooyerre
het regeeringsvormen aangaat, de erkende en yerbonden genoot
is van de mächtigste natien van het Westen. Ze had ook deze
beteekenis dat de invloed des Keizers over Japan teruggebracht
werd tot den vorm en de macht die dezelve had ten tyde van den
eersten Keizer Djimmoe, die regeerde 660-^584 v. Chr., en de
Keizerlyke Proclamatie van den I4den December 1867 (3de jaar
Keo) verklaart dat deszelfs ontwikkeling weder op dezelfde basis
gevestigd is als die vöör 2527 jaren gelegd werd.
Het bestaan van het Sjogoenaat sedert 1187 (2de jaar Boendji)
onder ’s Keizers autoriteit gaf een vreemd voorkomen aan het
regeeringsstelsel van Japan en leidde tot veel misverstand. Dat er
twee Keizers tegelykertyd over Japan heerschten, de eene „geestelyk”
en de andere „wereldsch”, was een denkbeeid dat de buitenwereld
eeuweniang tot eene valsche voorstelling van het gouvernement
van Japan verleid heeft. Den werkelpken toestand zal men begrypen
als men bedenkt dat de Sjogoen, het hoofd van het Sjogoenaat,
altoos door den Keizer benoemd werd en alleen in diens naam het
burgerlyk en het militair bestuur van het land, welke hem als een
erfelyk recht waren toegekend, uitoefende. Dus zyn wat men noemt
de „rechten der souvereiniteit” onafgebroken verbleven by den
persoon des Keizers sedert de stichting.van het Japansche Keizerryk.
') De Keizerlrjke Hniswet in afgedrnkt in Aanhangsel A.
Toen de eerste Keizer Djimmoe het land veroverde en het ryk
stichtte, vereenigde hy in zieh, als hoofd van den Staat, de rechten
van souvereiniteit en opperbevelhebberschap over land- en zeemacht,
evenals de tegenwoordige Keizer thans volgens de bepalingen der
Constitutie. Keizer Djimmoe benoemde uit zyne volgelingen zjjne
Staatsministers, die in tjjd van vrede zyn Bewind vormden, en in
tyd van oorlog den Generalen Staf. Deze ambten werden in de
families der verschillende beambten erfelyk verklaard.
Deze Staat van zaken duurde tot den tyd van den negen-en-
veertigsten Keizer, Konin (770-781 na Chr.), die decreteerde dat
deze burgerlyke en militaire waardigheden moesten gescheiden
worden. Deze scheiding werd vermoedelyk gemaakt, omdat het land
over het geheel lange jaren vrede genoten had en het burgerlijk
bestuur in belangrykheid was toegenomen, dewyl het welgeordende
volksbestaan voldoende kans bood voor de ontwikkeling van land-
bouw en bedryven. Daarenboven heeft men in het oog te houden
dat de later toegenomen aanwas der militaire klasse in Japan slechts
van dezen tyd een aanvang neemt.
Onder de regeering van den zes-en-vyftigsten Keizer, Sewa
(869 — 876) werd voor het eerst de uitoefening van de souvereine
macht in naam des Keizers toevertrouwd aan een der Staatsministers
een precedent dat onder de meeste volgende Keizers
gewoonte werd. Deze Keizer was slechts negen jaren oud, toen hy
den troon beklom, en een van zyne Staatsministers uit de Foedji-
wara-familie of Foedjiwara-no-Josjifoesa, werd tot Regent benoemd.
Volgens Hoofdstuk V der tegenwoordige Keizeriyke Huiswet, kan
het Regentschap alleonly k door een lid der Keizeriyke familie
waargenomen worden, wanneer de Keizer minderjarig is.
In het achtste jaar zijner regeering, 866 (8ste jaar Tekwan)
vaardigde de Keizer een decreet uit, waarin bekend werd gemaakt,
dat voortaan de uitoefening der sou vereine macht zou overgedragen
worden aan Josjifoesa, en dat diens opvolgers het erfelijk voor-
recht zouden bezitten om tot Regent benoemd te worden, wanneer
de Keizer minderjarig was en tot Minister-President wanneer hij
mondig was; zelfs in het laatste geval werd de' uitoefening der
souvereine macht aan hen opgedragen. Deze bevoegdheden werden
vermoedelyk verleend ten gevolge van de zeer belangryke rol die
de Foedjiwara-familie zoowel aan het Hof als in het Staatsbestuur
speelde. Dit was eigenlyk het begin van het Sjogoenaat-regime.
Eenigen onder de volgende Keizers trachtten dezen onregelmatigen
Staat van zaken af te schaffen, maar eerst in 1069-1072 slaagde
hierin de een-en-zeventigste Keizer Go-Sandjo. De uitoefening van
de Souvereine macht door den Keizer werd toen volkomen hersteld,