worden en geen verandering zal ondergaan door de willekeur der
Keizerlijke Familie. De gewone wjjze om tot eene beslissing te komen
door eene meerderheid van stemmen der aanwezige leden wordt
in deze zaak niet gevolgd; de tegenwoordigheid en eene meerderheid
van ten minste tweederde van het geheele getal der leden
wordt daarvoor (in elk Huis) vereischt, om reden de grootste voor-
zorg moet genomen worden ten opzichte van zaken aangaande de
Constitutie. Uit de uitdrukkelÿke voorzieningen in voorliggend
artikel is op te maken dat, wanneer een voorstel ter amendeering
van de voorzieningen der Constitutie aan de beraadslagingen van
den Landdag is onderworpen, deze over niets anders dan wat in
het voorgelegde voorstel vervat is eene stemming kan houden.
Verder is op te maken dat de Landdag geen vrÿheid heeft de
beperking in voorliggend artikel te ontduiken door eene wet te
stemmen, die direct of indirect eenig hoofdbeginsel der tegenwoordige
Constitutie raken kan.
74. Terwÿl de stem van den Landdag noodig is voor een amendement
op de Constitutie, behoeft eene wijziging van de Keizerlijke
Huiswet niet daaraan onderworpen te worden, want de Keizerlijke
Huiswet is er eene, die vastgesteld is door de Keizerlijke Familie
aangaande hare eigene aangelegenheden, en houdt geen verband
met de wederkeerige rechten en plichten van den Keizer of van
zÿne onderdanen jegens elkander. Een regel volgens welken eene
wijziging der Keizerlijke Huiswet aan het oordeel van den Keizer-
lijken Familieraad en ook van den Geheimen Eaad moet onderworpen
worden, behoort in de Keizerlijke Huiswet zelve vermeld
te worden, maar heeft geen vermelding in de Constitutie noodig.
Eene zoodanige voorziening is diensvolgens in voorliggend artikel
weggelaten. Maar indien men toeliet dat eene wijziging der Keizerlijke
Huiswet hetzij direct of indirect eenige verandering van de
tegenwoordige Constitutie teweegbracht, dan zouden de grond-
slagen van deze blootgesteld zÿn aan het gevaar van vernietiging.
Daarom heeft men in voorliggend artikel zorg gedragen een specialen
waarborg voor de Constitutie vast te stellen.
75. De instelling van een Eegentschap is een buitengewone
maatregel, en geen gewone zaak. Alhoewel dus een Regent
bevoegd is het recht om over het land te heerschen en het te
besturen uit te oefenen alsof hjj Keizer wäre, is het hem toch niet
vergund eenig gezag uit te oefenen aangaande eene wijziging hetzÿ
van de Constitutie of van de Keizerlijke Huiswet. Want daar de
fundamenteele wetten van den Staat en van de Keizerlijke Huiswet
van verreweg hooger belang zpn dan de waardigheid van Regent,
welke uit den aard provisioneel is, heeft niemand anders dan de
Keizer de macht om het groote werk van een amendement op een
van beide te maken tot stand te brengen.
76. In voorliggend artikel is bepaald, niet slechts dat bestaande
wetten, verordeningen en regelingen bindende kracht zullen bezitten >
maar ook dat zoodanige voorschriften als volgens den eisch der
Constitutie in den vorm van wetten moeten afgekondigd worden
dezelfde kracht zullen bezitten als wetten. Wanneer het in het
vervolg noodig wordt zulke voorschriften te amendeeren, moeten
de amendementen als wetten ten uitvoer gelegd worden, niettegen-
staande het oorspronkelijke voorschrift in kwestie afgekondigd
was geworden in den vorm van eene verordening of van eene
bekendmaking.