VIERDE HOOFDSTUK.
D e o n t w i k k e l i n g v a n J a p a n
DOOB
MARKIES HIROBOEMI ITO.
Ik ben een der eerste Japanners geweest, die vreemde landen
bezocht, en heb dat alleen kunnen doen door heimelyk te ont-
snappen naar Sjanghaj in 1863. Ons land was pas geopend voor
betrekkingen met het buitenland, en Japansche onderdanen mochten
het land nog niet verlaten.
Ik ben altijd zeer voor het aannemen der beginselen van de
Westersche beschaving door Japan geweest, en ik ben in Staat
gesteld geworden myne diensten aan te wenden in die richting en
mede te helpen aan den tegenwoordigen vooruitgang en ommekeer
in den toestand van Japan. In de vier-endertig jaren, dat ik in
Staatsdienst ben, is het altijd myn streven geweest te helpen
bevorderen, somtyds zelfs op te dringen aan tegenstanders, die
maatregelen, welke noodzakelyk waren voor de ontwikkeling van
nieuw Japan. Yan den beginne af was het voor ons volkomen
duidelyk, hoe noodzakelyk het was, dat het Japansche volk niet
alleen Westersche methoden aannam, maar ook spoedig in staat
zou zyn dat te doen zonder de hulp van opleiding en toezicht door
vreemden. In den eersten tijd lokten wy vele vreemdelingen naar
Japan om ons te helpen by de invoering van nieuwe methoden,
maar wy deden dat altyd op zoo’n wyze, dat de Japansche leer-
lingen in Staat werden gesteld, nä hunne opvoeding hunne recht-
matige plaats in het volksbestaan in te nemen. Ik moet zeggen
dat de vreemdelingen, en zelfs de vreemde mogendheden somtyds
trachtten te profiteeren van het gemis aan ervaring der Japanners
door als deskundigen lieden te zenden, die zoo goed als niets
wisten van de zaken waarvoor zij waren aangenomen. Wy waren
DB ONTWIKKELING YAN JAPAN. 75
echter in staat ons de diensten te verzekeren van vele voor-
treffelÿke lieden, wier namen thans nog in Japan geëerd zÿn, al
hebben zÿ zelven reeds lang onze kusten verlaten.
Bÿ gelegenheid van het tweede bezoek dat ik aan Londen bracht
als een der Gezanten van ons land, kwam het bÿ mÿ op, dat het
zeer heilzaam zou zÿn eene bÿ zonder e Hoogere Ingenieursschool in
Japan op te richten, waar elke tak van ingenieurswetenschap zou
moeten worden onderwezen. Zoo’n school zou geheel eenig zyn,
daar geen ander volk er eene bezit. Het leek mÿ een zeer goed
denkbeeid; na mÿnen terugkeer naar Japan deed ik de noodige
stappen en met de hulp van vreemde Professoren werd eene Hoogere
Ingenieursschool gesticht, welke thans deel uitmaakt van de Hooge-
school te Tokio. Van deze instelling is de meerderheid der ingénieurs
afkomstig, die thans ' de hulpbronnen van Japan ontginnen en
werkzaam zÿn in de nÿverheid. Ik beschouw de oprichting van
deze School als eene der voornaamste factoren der ontwikkeling
van het hedendaagsche Japan.
Het was hoogst noodzakelÿk dat Japan niet alleen werd opgevoed,
doch ook passende wetboeken kreeg, vöör er kwestie kon zÿn van
herziening der verdragen met de vreemde mogendheden, en geruimen
tÿd hebben wÿ ons dan ook uitsluitend in die richting ingespannen.
Daar zÿn twee gebeurtenissen welke in de geschiedenis van
Japan van overwegende beteekenis zÿn geweest. De eerste was de
verandering van régime in de regeering des lands en de afkondi-
ging der Grondwet; de tweede was de Chineesch-Japansche oorlog.
Ik heb veel tÿd besteed om in het buitenland de grondwetten van
verschillende landen te bestudeeren, daar de Keizer mÿ had opge-
dragen de moeilÿke taak op mÿ te nemen, een ontwerp voor de
nieuwe Japansche Grondwet te maken. Het was een zeer moeilÿk
werk, dat veel nadenken vereischte. Er was nog nooit eene Grondwet
geweest in Japan — in de huidige beteekenis van het woord —
welke mÿ de voornaamste punten waarin in het nieuwe wetboek
voorzien moest worden, kon leeren kennen. Het land was vroeger
zoo door en door niet-constitutioneel en feodaal, dat het moeilÿk
aanging zieh vast te klampen aan de „débris” van het verleden
en zoo maar eene Grondwet klaar te maken; en zelfs toen ik voor
mÿzelf had uitgemaakt wat het meest noodzakelÿk was, vereischte
het zeer veel zorg om de goede werking en uitvoering der verschillende
voorzieningen te verzekeren. Ik moest steeds bedenken
dat mÿn werk bedoeld was als een blÿvende maatregel, en daarom
moest ik nagaan welke gevolgen mogelÿkerwÿze tot in de verre
toekomst de wet kon hebben. Boven alles moest het grootste
gewicht worden gehecht aan de noodzakelijkheid de heilige en